ABRvS 6 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4501 – Handhaven tegen monument voorzien van kunststof kozijnen met HR++ glas niet onevenredig. In afweging duurzaamheid / monumentale waarde mocht BO doorslag geven aan monumentale waarden.
Het hoger beroep
7. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat handhaving in dit geval niet onevenredig is omdat het college redelijkerwijs heeft kunnen stellen dat meer gewicht toekomt aan het behoud van Utrechts bouwkundig cultureel erfgoed en aan het algemeen belang dat bij handhaving is gediend dan aan de door [appellante] gestelde belangen. [appellante] voert aan dat het naar schatting ten minste € 55.000,00 kost om aan de last te voldoen en dat deze kosten niet in verhouding staan tot de schade die volgens het college door de overtreding is ontstaan aan een gemeentelijk monument. Daarbij acht [appellante] van belang dat, zeker van een afstand, nauwelijks is te zien dat de kozijnen van kunststof zijn gemaakt en dat de kozijnen in de achtergevel door een schutting niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Daarnaast leidt de last tot milieuschade, omdat goede kunststof kozijnen met HR++glas moeten worden vernietigd en de woning weer teruggaat naar energielabel G. [appellante] verwijst naar een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:619, waarin de civiele rechter heeft geoordeeld dat enkel glas in een huurwoning als die waarop de betreffende vordering betrekking heeft, is aan te merken als een gebrek als bedoeld in artikel 7:204, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Gelet daarop acht [appellante] de eis van het college om de kozijnen terug te brengen in de oude staat met enkel glas onredelijk. Bovendien acht [appellante] die eis in strijd met de duurzaamheidsambities van de overheid. Verder voert [appellante] aan dat zij door de handhaving en de miscommunicatie daarover van de afdeling Erfgoed van de gemeente Utrecht veel stress heeft ondervonden die tot schade aan haar gezondheid heeft geleid. Gelet hierop is handhaving onevenredig, zo betoogt [appellante]. Ten slotte voert [appellante] aan dat de angst van het college voor precedentwerking onterecht is, gelet op wat er in het advies van de commissie omgevingskwaliteit Utrecht van 11 september 2023 over de afwezigheid van precedentwerking is vermeld.
7.1. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
7.2. In het herstelbesluit heeft het college de opgelegde last niet onevenredig geacht. Het college heeft daarbij gewezen op de Handhavingsstrategie Bestaande Bouw gemeente Utrecht 2017 waarin het behoud van Utrechts bouwkundig cultureel erfgoed als doelstelling is opgenomen. Daarin staat ook dat handhavend optreden tegen strijdigheden met de Monumentenwet of Monumentenverordening een hoge prioriteit heeft. Dat duurzaamheid binnen de gemeente ook een hoge prioriteit heeft, betekent volgens het college niet automatisch dat het belang bij het behouden van de kunststof kozijnen in dit geval het zwaarste moet wegen. Volgens het college gaat er ongewenste precedentwerking uit van niet handhavend optreden tegen het gebruik van kunststof kozijnen in monumenten. Verder heeft het college gewezen op de mogelijkheid van verduurzaming van monumenten, waarbij de monumentale waarde intact wordt gelaten. Het college heeft erop gewezen dat de aanwijzing van de woning tot gemeentelijk monument niet alleen betrekking heeft op de voorgevel, maar ook op de achtergevel. Het belang dat is gediend bij het behoud van de monumentale en cultuurhistorische waarden van de woning prevaleert volgens het college boven het financiële belang van [appellante] bij het behoud van de kunststof kozijnen. De financiële gevolgen van de overtreding komen volgens het college voor rekening en risico van [appellante].
7.3. Het beroep van [appellante] op het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2024 kan haar niet baten, omdat in de voorliggende handhavingszaak geen betekenis toekomt aan artikel 7:204, tweede lid, van het BW dat betrekking heeft op de verplichtingen van de verhuurder bij een overeenkomst van huur.
7.4. De Afdeling is van oordeel dat het college terecht heeft geoordeeld dat handhaving niet onevenredig is. Zoals ook in de handhavingsstrategie van de gemeente Utrecht is opgenomen, heeft het behoud van monumenten een hoge prioriteit. Het algemeen belang dat bij dat behoud is gediend staat bij deze handhaving voorop. Dat dit algemeen belang voor [appellante] forse financiële gevolgen heeft, maakt deze handhaving niet onevenredig omdat zij zonder de benodigde vergunning aan te vragen de kozijnen heeft vervangen en deze kosten dus voor haar rekening en risico komen. Dat het terugbrengen van de kozijnen in de eerdere staat betekent dat duurzaam en energiebesparend glas en kozijnen weer moeten worden vervangen, betekent ook niet dat handhaving onevenredig is gelet op de in dit geval met handhaving te dienen doelen. Dat doel is namelijk het behoud van monumenten en dat doel wordt niet bereikt als oorspronkelijke ramen en kozijnen, die het monumentale karakter deels bepalen, steeds zouden kunnen worden vervangen door kunststof kozijnen met HR++ glas. Het betoog van [appellante] dat niet had moeten worden gehandhaafd omdat voor precedentwerking, zeker wat betreft de achtergevel, niet hoeft te worden gevreesd, slaagt ook niet. Gelet op het grote aantal monumenten in vergelijkbare omstandigheden als het pand van [appellante] heeft het college precedentwerking mee mogen wegen bij het oordeel of handhaving evenredig is. Alles afwegende betekent dit dat het college terecht geen reden heeft gezien om van handhaving af te zien.
Het betoog slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:4501