ABRvS 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:717 – BG termijn te kort; verzoek om verlenging BG termijn ten onrechte afgewezen.
5. [appellante] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de gestelde begunstigingstermijn niet te kort was. Het college heeft in het besluit van 27 februari 2018 ten onrechte het verzoek om verlenging van de termijn afgewezen. Daartoe voeren zij aan dat zij voor de afvoer van avi-bodemassen afhankelijk zijn van derden. De avi-bodemassen konden naar Attero worden afgevoerd, maar daarvoor moest eerst onderhandeld worden over het beschikbaar te stellen van ruimte en moest die ruimte nog vrij gemaakt worden. Vervolgens moesten de avi-bodemassen nog worden vervoerd. Voor het transport van avi-bodemassen zijn echter niet veel trailers op de markt beschikbaar. Dat het uiteindelijk is gelukt om binnen een periode van 10 dagen de hoeveelheid AVI-bodemassen te reduceren, neemt niet weg dat de voorbereiding daarvan veel tijd in beslag heeft genomen. Daarom is het niet gelukt om aan de last te voldoen binnen de begunstigingstermijn van vijf weken. Verder merken zij op dat zij wel bereid waren om het af te voeren.
5.1. De Afdeling overweegt als volgt. [appellante] en anderen hadden tot en met 13 maart 2018 om aan de last te voldoen. Uit de tabel behorende bij het proces-verbaal van bevindingen van de toezichthouder volgt dat de eerste afvoer van avi-bodemassen op 12 maart 2018 is geconstateerd en dat op 23 maart 2018 aan de last was voldaan. Op 20 februari 2018, ruim voor het verstrijken van de termijn voor het voldoen van de last, hebben [appellante] en anderen aangegeven dat het niet mogelijk was om tijdig aan de last te voldoen. Zij hebben verzocht om verlenging van de termijn met ruim zeven weken.
Tijdens de zitting is door partijen toegelicht dat de avi-bodemassen die niet op de locatie mochten worden opgeslagen, naar Attero zouden gaan. Attero is het enige bedrijf binnen de provincie bij wie [appellante] en anderen terecht konden met de avi-bodemassen. Daarvoor moest de vergunning van Attero worden aangepast, omdat zij geen avi-bodemassen mocht innemen van anderen. De gewijzigde vergunning van Attero is medio februari 2018 verleend. Nadien moest er volgens [appellante] en anderen nog een aantal zaken administratief worden geregeld. Zo moest Attero aan [appellante] en anderen een nummer verstrekken voordat zij konden beginnen met het verplaatsen van de avi-bodemassen. Daarnaast waren er vervoersproblemen. De trailers voor het vervoeren van de avi-bodemassen worden ook ingezet voor het vervoeren van bieten. De periode waarin aan de last moest worden voldaan viel samen met de bietencampagne. Er waren daardoor geen geschikte trailers om de avi-bodemassen te vervoeren. Volgens [appellante] en anderen was het niet mogelijk om voor week 11 te starten. Uiteindelijk zijn [appellante] en anderen in week 11 gestart met het verplaatsen van de avi-bodemassen.
5.2. Naar het oordeel van de Afdeling is de in het besluit van 6 februari 2018 gestelde termijn van vijf weken op zich niet onredelijk kort. Gelet echter op de tijdens de zitting geschetste gang van zaken hebben [appellante] en anderen aannemelijk gemaakt dat het in dit geval niet mogelijk was om binnen vijf weken aan de last te voldoen. Het college heeft de afwijzing van het verzoek om verlenging van de begunstigingstermijn in bezwaar ten onrechte gehandhaafd. Het feit dat het daadwerkelijk afvoeren van de avi-bodemassen uiteindelijk maar 10 dagen in beslag heeft genomen, rechtvaardigt niet de conclusie dat aan de last kon worden voldaan binnen de gegeven termijn van vijf weken. Daarvoor was meer tijd nodig. Zoals tijdens de zitting is gebleken, moest er een aantal zaken, zoals vervoer en administratieve handelingen, worden geregeld, voordat men daadwerkelijk kon beginnen met het afvoeren. Dat de juridische, administratieve en logistieke randvoorwaarden om te kunnen starten met het afvoeren nog niet rond waren, was ook op het moment van het afwijzen van het verzoek om verlenging van de begunstigingstermijn al duidelijk. Ook was toen al duidelijk dat nadat wel aan die randvoorwaarden zou zijn voldaan, het nog een aantal dagen zou duren voordat alle avi-bodemassen naar Attero waren afgevoerd. Het afvoeren moest namelijk in etappes. De Afdeling is van oordeel dat het college met deze omstandigheden rekening had moeten houden bij de beoordeling van het verzoek om verlenging van de termijn.
Het standpunt van het college dat het tussentijds verlengen van de termijn met zeven weken niet nodig was, acht de Afdeling niet onredelijk. Daarbij is van belang dat de gewijzigde omgevingsvergunning aan Attero medio februari 2018 is afgegeven en de bietencampagne toen richting het einde ging. Maar de bij het besluit gestelde termijn van vijf weken was gelet op al de hiervoor genoemde omstandigheden te kort. Daaruit volgt dat het verzoek om verlenging in redelijkheid niet geheel mocht worden afgewezen. Gelet op alle omstandigheden had het college bij zijn beslissing op bezwaar van 13 juli 2018 het besluit van 27 februari 2018 moeten herroepen en de begunstigingstermijn moeten verlengen met minstens twee weken. De rechtbank heeft het voorgaande niet onderkend.
Het betoog slaagt.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@124929/202000423-1-r4/