ABRvS 7 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3607 – terecht niet gehandhaafd wegens onevenredigheid. Hekwerk naast school gebouwd tbv verzoeker om handhaving, beperkte afwijking bouwhoogte.
“Beginselplicht tot handhaving en onevenredigheid
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat handhavend optreden tegen het gedeelte van het hekwerk dat de hoogte van twee meter overschrijdt niet onevenredig is. Volgens hem is er geen sprake van een minieme overschrijding die het weigeren om tot handhaving over te gaan kan rechtvaardigen. [appellant] betoogt dat zijn situatie uitzonderlijk is, omdat hij vanuit zijn woning rechtstreeks op het hekwerk kijkt. Hierdoor wordt zijn uitzicht verstoord. Hij licht toe dat dit hem het gevoel geeft alsof hij in een kooi woont. Bovendien zou dit resulteren in een lagere waarde van zijn woning. In dat kader is elke centimeter dat het hekwerk omlaag gaat belangrijk voor [appellant], zo heeft hij tijdens de zitting toegelicht.
5.1. Het college neemt het standpunt in dat van handhavend optreden moet worden afgezien wegens bijzondere omstandigheden. Daarbij heeft het college overwogen dat het hekwerk 30 meter lang is en de hoogte vanaf de laatste 2 à 3 meter geleidelijk toeneemt tot 2,25 meter op het laatste punt van het hekwerk, omdat het terrein daar lichtelijk afloopt vanwege de afwatering van het perceel. Daarbij komt dat het hekwerk visueel gezien op één hoogte is.
5.2. Gelet op wat is overwogen onder 3.4 en 4.2 heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat het hekwerk vergunningvrij maximaal twee meter hoog mag zijn. Het hekwerk overschrijdt deze hoogte. Daardoor is er sprake van een overtreding.
5.3. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
5.4. De Afdeling stelt vast dat het hekwerk is gebouwd, omdat spelende kinderen op het schoolplein overlast creëerden bij [appellant]. Deze overlast bestond er onder meer uit dat ballen in de tuin van [appellant] terecht kwamen. De overlast heeft tot ontevredenheid geleid bij [appellant]. Daarop heeft [appellant] versterkt prikkeldraad geplaatst, zodat kinderen en ballen niet in zijn tuin zouden komen. Vervolgens hebben er gesprekken plaatsgevonden tussen de basisschool en [appellant]. Die gesprekken hebben niet tot resultaat geleid. Om de overlast van spelende kinderen te voorkomen en tegelijkertijd de voor kinderen onveilige situatie van het prikkeldraad te doen ophouden, heeft de basisschool het hekwerk geplaatst. Alleen een klein gedeelte van het hekwerk overschrijdt de hoogte van twee meter, waarbij de mate van overschrijding klein is. De overschrijding wordt veroorzaakt door het zeer plaatselijk aflopende terrein van het schoolplein. Dat is zo met het oog op de afwatering van het schoolplein. Het hekwerk bevindt zich aan de bovenzijde visueel op dezelfde hoogte.
Gelet op het feit dat het hekwerk de kinderen die op het schoolplein spelen meer veiligheid biedt dan het voorheen bestaande prikkeldraad, het hekwerk de overlast van de kinderen voor [appellant] beperkt, de hoogteoverschrijding klein is en de hoogteoverschrijding er alleen is vanwege het plaatselijk aflopend schoolplein in verband met de afwatering oordeelt de Afdeling dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat van handhaving mocht worden afgezien wegens bijzondere omstandigheden.
Dat [appellant] vanuit zijn woning op het hekwerk kijkt, wat volgens hem resulteert in verstoord uitzicht en vermeende daling van de waarde van de woning, maakt dat niet anders. In de situatie dat het hekwerk voor de laatste 2 à 3 meter niet meer dan twee meter hoog zou zijn zou [appellant] nog steeds uitkijken op het hekwerk. Het uitzicht van [appellant] zou alleen marginaal verbeteren. Daarbij komt dat tussen de woning van [appellant] en de genoemde laatste 2 à 3 meter hekwerk struikgewas en bomen aanwezig zijn. Het zicht op dat deel van het hekwerk is daarom al zeer beperkt. De stelling dat de verkoopwaarde van de woning daalt doordat niet wordt opgetreden tegen de genoemde overschrijding van 25 centimeter heeft [appellant] niet met argumenten onderbouwd.
Het betoog slaagt niet.”
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@134129/202103979-1-r4/