ABRvS 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1961 – Bouwer gaat failliet voordat woningen afgebouwd zijn – mag college bestuursdwang toepassen en huis veilig maken op kosten eigenaar? (Ja).

Bijzondere omstandigheden bij bestuursdwang

4.       [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat er bijzondere omstandigheden bestaan op grond waarvan het college had moeten afzien van het handhavend optreden. Hiertoe voert zij aan dat het besluit tot handhavend optreden van het college om verschillende redenen onevenredig is.

Ten eerste strekken de uitgevoerde maatregelen volgens [appellante] niet tot het doel van de opgelegde last. Dit omdat het doel de veilige bewoning van de naastgelegen woningen is, terwijl de maatregelen gericht zijn op het veilig bewonen van de woning van [appellante] zelf.        Ten tweede is het handhavend optreden volgens [appellante] onevenredig, omdat het college tegen de eigenaren van de naastgelegen woningen niet handhavend heeft opgetreden, maar alleen tegen haar.

Ten derde voert [appellante] aan dat de woningen naast haar woning, evenals haar eigen woning, ten tijde van het handhavingsbesluit van 10 juni 2020 onbewoond waren. Aangezien er op dat moment geen bewoners waren wiens belangen met het handhavend optreden gediend werden is het handhavend optreden, gelet op de gevolgen voor [appellante], onevenredig.

4.1.    Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Handhavend optreden kan onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.

4.2.    Met de rechtbank komt de Afdeling tot het oordeel dat er geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan het college had moeten afzien van handhavend optreden. In wat [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld dat het handhavend optreden niet onevenredig was.

Hiertoe overweegt de Afdeling ten eerste dat de uitgevoerde werkzaamheden strekken tot het doel van de opgelegde last. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, heeft het college slechts de werkzaamheden laten verrichten die noodzakelijk waren om de overige eigenaren veilig in hun woningen te laten wonen. De werkzaamheden zagen op het aanleggen van koppelingen tussen de woning van [appellante] en de naastgelegen woningen, het aanbrengen van ‘hold-down-ankers’ in de wanden van de woning, aanpassingen aan de scheidingswanden tussen de woningen, namelijk het verwijderen van EPS-parels en het plaatsen van steenwol, het aanbrengen van vloerisolatie, het aanpassen van de gevel en het plaatsen van rookmelders. Deze maatregelen hebben allemaal te maken met de brandveiligheid of de constructieve veiligheid van niet alleen de woning van [appellante] maar ook van de andere woningen. De woning van [appellante] is namelijk één van zes geschakelde woningen die samen een grotere constructie vormen. Door het college is op de zitting toegelicht dat dit betekent dat de in de last geconstateerde gebreken in de brandveiligheid of de constructieve veiligheid van de woning van [appellante] ook die veiligheid bij de andere woningen aantasten, omdat alle woningen onderdeel zijn van een grotere constructie. Gelet hierop is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat de maatregelen die bij de woning van [appellante] zijn genomen, ook zien op het veilig bewonen van de naastgelegen woningen. Dat [appellante] zelf geen last had van de betrokken overtredingen en de woning in de bestaande staat wilde verkopen, heeft het college geen aanleiding hoeven geven om niet te handhaven. Het college heeft de belangen van de eigenaren van de andere woningen hierbij doorslaggevend mogen achten.

Ten tweede overweegt de Afdeling hiertoe dat het college heeft geprobeerd om via een andere weg de overtredingen te (laten) beëindigen, voordat het overging tot handhavend optreden. De reden dat bij de andere woningen niet handhavend is opgetreden, is dat het gelukt is om met de eigenaren van die andere vijf woningen afspraken te maken over de beëindiging van de overtredingen. Het is niet gelukt om dergelijke afspraken te maken met [appellante]. Het college heeft dus voldoende gelegenheid geboden aan [appellante] om het op een ander wijze op te lossen. Pas toen daarop geen zicht was, is het college gaan handhaven. Dat is niet onevenredig.

Ten derde overweegt de Afdeling hiertoe dat de stelling van [appellante] dat de direct naastgelegen woningen ten tijde van het handhavingsbesluit niet bewoond waren evenmin aanleiding geeft voor het oordeel dat het besluit onevenredig is. Het doel van het handhavend optreden was namelijk om veilige bewoning van de andere vijf woningen mogelijk te maken. De stelling van [appellante] dat de direct naast de woning van [appellante] gelegen woningen op dat moment niet bewoond werden, betekent niet dat er geen belang gediend werd met het handhavend optreden. Niet kon worden uitgesloten dat de eigenaren van de direct naastgelegen woningen alsnog zouden besluiten om de woningen zelf in gebruik te nemen dan wel te verkopen aan een persoon die de woning in gebruik zou nemen.

Het betoog slaagt niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:1961