ABRvS 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4142 – eigenaar pand overtreder van 1.1a Wm, 1b Wowe, 10.1 Wm ivm aangetroffen drugslab huurder.

Is [appellant] overtreder?

3.       [appellant] betoogt dat het college hem ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt. Daartoe voert hij aan dat hij niet betrokken is geweest bij de productie van (meth)amfetamine(olie).

3.1.    Het college heeft aan [appellant] twee lasten opgelegd. De Afdeling zal hierna per last beoordelen of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] overtreder is.

3.2.    Op 10 april 2020 heeft de landelijke recherche het pand onderzocht. Daarbij is een laboratorium voor de productie van (meth)amfetamine(olie) aangetroffen dat was opgezet door personen die het pand van [appellant] hadden gehuurd. Het drugslaboratorium is op dezelfde dag door de politie ontmanteld. In de maanden daarna zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. Uit een onderzoek van SGS Search van 31 maart 2021, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapportage van 14 april 2021, is gebleken dat in het pand kwik(II)chloride aanwezig is. Dat is een zeer giftige stof. [appellant] is hiervan op de hoogte gesteld, maar hij heeft vervolgens de kwik(II)chloride niet laten verwijderen.

3.3.    De eerste last houdt in dat [appellant] alle in het pand aanwezige kwik(II)chloride moet laten verwijderen door middel van het op professionele wijze laten reinigen van de wanden, vloeren en overige horizontale oppervlakten in het pand. Deze werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een deskundig daartoe erkend bedrijf. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd onder begeleiding van een hogere veiligheidskundige. Het bij het reinigen van het pand verzamelde kwik(II)chloride moet worden afgevoerd naar een inzamelaar die is erkend voor de inname van kwik(II)chloride.

Aan deze last heeft het college ten grondslag gelegd dat [appellant] in strijd met artikel 1.1a, tweede lid, van de Wm en artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet, gelezen in samenhang met artikel 7.22 van het Bouwbesluit, heeft gehandeld, omdat hij niets heeft gedaan tegen de aanwezigheid van kwik(II)chloride in zijn pand.

3.4.    Dat [appellant] zelf niet betrokken is geweest bij de productie van (meth)amfetamine(olie), maakt niet dat hij geen overtreder kan zijn. Op grond van sommige wettelijke bepalingen is het onder bepaalde omstandigheden ook verboden om niets te doen. Artikel 1.1a, tweede lid, van de Wm bevat zo’n bepaling. Op grond van dat artikel is een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn nalaten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt, verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

[appellant] is eigenaar van het pand waar de verontreiniging is aangetroffen. Hij heeft het pand verhuurd aan de derden die daarin een laboratorium voor de productie van (meth)amfetamine(olie) hebben opgezet.  Niet in geschil is dat door die verontreiniging nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt. [appellant] is als eigenaar in beginsel gehouden om de nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen door het pand schoon te (laten) maken. Dat heeft hij niet gedaan. De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant] dat hij niet zelf in het pand een laboratorium voor de productie van (meth)amfetamine(olie) heeft opgezet aldus, dat [appellant] daarmee stelt dat hij de zorgplicht niet heeft overtreden, omdat het opruimen van de verontreiniging die door zijn huurders is veroorzaakt redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd. De Afdeling overweegt daarover het volgende.

Op de zitting is gebleken dat [appellant] verschillende panden verhuurt. In zoverre is hij dus een professionele verhuurder, van wie mag worden aangenomen dat hij weet dat bedrijfspanden mogelijk worden gehuurd om daarin aan drugs gerelateerde activiteiten te ontplooien, zoals de exploitatie van een drugslab of een wietplantage. De verhuur werd via internet geregeld door de zoon van [appellant]. [appellant] en zijn zoon hebben geen antecedentenonderzoek gedaan naar de potentiële huurder(s). De betaling die heeft plaatsgevonden, is gedaan met contant geld. Er was daarnaast (nog) geen schriftelijke huurovereenkomst, terwijl het bedrijfspand al wel in gebruik was genomen. [appellant] heeft niet gecontroleerd waarvoor het pand werd gebruikt door de huurder(s). Naar eigen zeggen heeft [appellant] na de ingebruikname van het bedrijfspand eenmaal aangebeld, maar deed niemand open. Daarna heeft hij niet meer gecontroleerd.

Gelet op het feit dat [appellant] een professionele verhuurder is, hij de huurder(s) voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst niet zelf ontmoet heeft, hij destijds ook geen antecedentenonderzoek heeft gedaan naar de huurder(s), de huurders alleen contant hebben betaald, er ten tijde van de ingebruikneming van het pand door de huurder(s) (nog) geen schriftelijke huurovereenkomst was en [appellant], na aanvang van het gebruik van het pand door de huurder(s), niet of nauwelijks toezicht heeft gehouden op het feitelijk gebruik van het pand door zijn huurders, kan [appellant] naar het oordeel van de Afdeling ervoor verantwoordelijk worden gehouden dat zijn pand als laboratorium voor de productie van (meth)amfetamine(olie) is gebruikt. Naar het oordeel van de Afdeling is [appellant] onder deze omstandigheden overtreder van artikel 1.1a, tweede lid, van de Wm. [appellant] had er niet voor mogen kiezen om niets te doen.

Ook artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet bevat een bepaling die het onder bepaalde omstandigheden verbiedt om niets te doen. Op grond van dat artikel is het verboden om een bestaand bouwwerk in een staat te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat bouwwerk van toepassing zijnde voorschriften. In artikel 7.22 van het Bouwbesluit zijn voorschriften gegeven voor bestaande bouwwerken. Op grond van dat artikel is het verboden om stoffen in een bouwwerk te hebben en om handelingen na te laten waardoor overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk of gevaar wordt veroorzaakt. De aanwezigheid van kwik(II)chloride in het pand kan overlast voor gebruikers van het pand en gevaar veroorzaken. Ook op grond van de Woningwet en het Bouwbesluit mocht [appellant], als eigenaar en verhuurder van het pand, er daarom niet voor kiezen om niets te doen, maar had hij maatregelen moeten nemen tegen de aanwezigheid van kwik(II)chloride in zijn pand.

Het college heeft [appellant] daarom terecht aangemerkt als overtreder van artikel 1.1a, tweede lid, van de Wm en artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet, gelezen in samenhang met artikel 7.22 van het Bouwbesluit.

3.5.    De tweede last houdt in dat [appellant] de in het pand aanwezige (restanten van de) actieve koolfilters en overig gevaarlijk afval moet laten verzamelen en op verantwoorde wijze moet laten afvoeren naar een daartoe erkende verwerker.

Aan deze last heeft het college ten grondslag gelegd dat [appellant] in strijd met artikel 10.1, eerste lid, van de Wm handelt door afvalstoffen die negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben in zijn pand te laten liggen.

3.6.    Ook artikel 10.1, eerste lid, van de Wm bevat een bepaling die het onder bepaalde omstandigheden verbiedt om niets te doen. Op grond van dat artikel is een ieder die handelingen met betrekking tot afvalstoffen nalaat en die weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, verplicht alle maatregelen te nemen of na te laten die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Niet in geschil is dat als gevolg van de productie van (meth)amfetamine(olie)  (gevaarlijke) afvalstoffen in het pand aanwezig zijn die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Naar het oordeel van de Afdeling mocht [appellant], vanwege de omstandigheden zoals deze reeds uiteen zijn gezet onder overweging 3.4, als eigenaar en verhuurder van het pand aan de personen die de verontreiniging hebben veroorzaakt, er niet voor kiezen om niets te doen, maar had hij maatregelen moeten nemen tegen de aanwezigheid van de afvalstoffen.

Het college heeft [appellant] daarom terecht aangemerkt als overtreder van artikel 10.1, eerste lid, van de Wm.        

3.7.    Gelet op het voorgaande heeft het college [appellant] in het besluit van 7 februari 2022 terecht als overtreder aangemerkt.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:4142