ABRvS 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:400 – herstel bevoegdheidsgebrek in hoger beroep – burgemeester (niet college) bevoegd, neemt herstelbesluit. Afdeling is akkoord.

Bevoegdheid

4. De Afdeling heeft ambtshalve beoordeeld of het college het bevoegde orgaan is om de last onder dwangsom op te leggen. Artikel 2:74 van de Apv ziet op de handhaving van de openbare orde. Ingevolge artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de handhaving van de openbare orde.

De burgemeester heeft toegelicht waarom het besluit in eerste instantie door het college genomen was. Hij was van mening dat het door het tijdsverloop niet meer ging om het feitelijk herstellen van de openbare orde. Tussen de constatering van de overtreding en het opleggen van de last onder dwangsom zat drie maanden. Hij heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 25 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3274. Daarin is overwogen: “Met de opgelegde last gaat het in dit geval evenwel niet om het feitelijk herstellen van de openbare orde ten aanzien waarvan gelet op artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet uitsluitend de burgemeester is belast. Hierbij is van belang dat de last onder dwangsom in dit geval is opgelegd nadat de inbrekerswerktuigen ruim drie weken eerder in beslag waren genomen en uitsluitend met het doel om herhaling van overtreding van de APV-bepaling in de toekomst te voorkomen. Ook overigens is niet gebleken van omstandigheden die maken dat de bevoegdheid louter is uitgeoefend met het oog op het feitelijk handhaven van de openbare orde, waartoe de burgemeester op grond van genoemd artikel 172, eerste lid van de Gemeentewet exclusief bevoegd is. Onder deze omstandigheden was het college bevoegd in dit geval een last onder dwangsom aan [appellant] op te leggen ter zake van de overtreding in artikel 2:44 van de APV 2017.”

In dit geval is het doel van de maatregel wel het herstellen en bewaren van de openbare orde. Uit de door [appellant] overgelegde krantenartikelen blijkt dat er al een jarenlang probleem is van drugsgebruikers die rondhangen in het Burgemeester In ‘t Veldpark. Het postvatten op de weg met het kennelijke doel om drugs te verhandelen is, anders dan het rondrijden met inbrekerswerktuigen, zichtbaar voor omstanders. Het effect op de openbare orde is bovendien groot, omdat het verhandelen van drugs een strafbaar feit is. Dat maakt dat het ook na een tijdsverloop van drie maanden nog steeds gaat om de feitelijke handhaving van de openbare orde. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1117. In die uitspraak is vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om eenzelfde last onder dwangsom op te leggen als in deze zaak. Ook in die zaak was ondanks het tijdsverloop het doel van de last het feitelijk handhaven van de openbare orde.

4.1. De besluiten van 5 juni en 7 oktober 2019 zijn dus genomen door het verkeerde bestuursorgaan. Dit gebrek is hersteld met het besluit van 11 november 2021. Het besluit op bezwaar is inhoudelijk niet gewijzigd. [appellant] voert aan dat de burgemeester niet inhoudelijk bij de zaak betrokken is geweest. Uit een krantenartikel blijkt dat hij een ander standpunt inneemt over handhavend optreden tegen de groep die overlast veroorzaakt in het Burgemeester In ‘t Veldpark. Wat hiervan ook zij, er is niet gebleken dat er gebreken kleven aan het besluit van de burgemeester waarin hij de besluiten van het college bekrachtigt. Uit het besluit blijkt dat de burgemeester in kan stemmen met de besluiten van het college. De Afdeling voegt daaraan toe dat de burgemeester ook voorzitter is van het college en vanuit die hoedanigheid betrokken is geweest bij de eerdere besluiten van het college. Het is aannemelijk dat [appellant] niet is benadeeld door het bevoegdheidsgebrek. De Afdeling ziet daarom aanleiding het bevoegdheidsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht te passeren. Hoewel het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank en toen het besluit op bezwaar van het college nog niet was bekrachtigd door de burgemeester, wordt in het vervolg van deze uitspraak gesproken over het besluit van de burgemeester.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@129701/202005104-1-a3