Artikel 5:12 Awb

  • laatst geupdate 7 augustus 2020

1. Bij de uitoefening van zijn taak draagt een toezichthouder een legitimatiebewijs bij zich, dat is uitgegeven door het bestuursorgaan onder verantwoordelijkheid waarvan de toezichthouder werkzaam is.

2. Een toezichthouder toont zijn legitimatiebewijs desgevraagd aanstonds.

3. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de toezichthouder en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid. Het model van het legitimatiebewijs wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

  1. De legitimatieplicht

Een toezichthouder moet een legitimatiebewijs hebben dat is uitgegeven door het bestuursorgaan dat hem heeft aangewezen als zijnde toezichthouder. Daarop moeten de naam, hoedanigheid en foto zijn opgenomen. Desgevraagd moet die legitimatie worden getoond. De Minister heeft in de Regeling model legitimatiebewijs toezichthouders Awb bepaald wat een dergelijk legitimatiebewijs specifiek moet bevatten (zie artikel 1 van die Regeling):

“a.de naam, hoedanigheid en handtekening van de toezichthouder;

b.een foto van de toezichthouder;

c.de naam, het correspondentieadres en het telefoonnummer van het bestuursorgaan of het onderdeel daarvan, waarvoor de toezichthouder werkzaam is;

d.de naam en handtekening van degene, die het bewijs namens het bestuursorgaan heeft afgegeven;

e.een omschrijving van de wettelijke voorschriften, met het toezicht waarop de toezichthouder is belast;

f.de datum van afgifte van het legitimatiebewijs.”

Daarnaast moet het legitimatiebewijs een logo of beeldmerk van het bestuursorgaan hebben (artikel 2 Regeling), een duidelijk en gelijkende foto van de toezichthouder (artikel 4 Regeling) en op het legitimatiebewijs moet staan “legitimatiebewijs en toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht” (artikel 3 Regeling).

Dat kan er in de praktijk zo uitzien:

Het niet voldoen aan de eisen in de Regeling lijkt niet direct consequenties te hebben (zie onder 2.2.3). Artikel 5:12 Awb is een logische bepaling, omdat de toezichthouder allerlei bevoegdheden heeft die ingrijpend zijn. Het moet dan voor de burger aanstonds duidelijk kunnen zijn dat de toezichthouder zegt wie hij is en dat ook kan bewijzen.

2. Verhouding tot politie legitimatie

Het politie legitimatiebewijs (zie artikel 2 Ambstinstructie Politie) of een opsporingsambtenaar legitimatiebewijs (zie artikel 26 Besluit Bijzondere Opsporingsambtenaren) is niet hetzelfde als een legitimatiebewijs als bedoeld in artikel 5:12 Awb. Doe legitimatiebewijzen voldoen niet aan artikel 5:12 Awb, al is het maar omdat in vrijwel alle gevallen het bestuursorgaan waar de persoon in kwestie toezichthouder voor is het legimitatiebewijs niet zal hebben verstrekt.

3. Verzoek om te tonen

De toezichthouder moet desgevraagd zijn legitimatie tonen. Dat is anders als hij een woning binnentreedt. In dat geval moet de toezichthouder zijn legitimatie tonen zonder dat daarom is gevraagd (zie artikel 1, eerste lid, Algemene wet op het binnentreden). Het CBb heeft geoordeeld dat een algemeen, op posters, stickers of flatscreens gedaan verzoek aan toezichthouders om zich te legitimeren geen verzoek als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, Awb is (CBb 12 september 2013, ECLI:NL:CBB:2013:166). De rechtbank Rotterdam heeft dit ook geoordeeld over een algemeen verzoek opgenomen in de huisregels (Rb. Rotterdam 12 december 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:9810).

4. Gevolgen niet tonen legitimatie

Als een toezichthouder niet voldoet aan het verzoek om te legitimeren, dan lijkt dat in de praktijk met name tot gevolg te hebben dat de persoon in kwestie wellicht niet zal meewerken en (vermoedelijk) niet strafrechtelijk vervolgd kan worden voor het niet mee werken aan de uitoefening van bevoegdheden. Immers, zonder legitimatiebewijs weet de burger niet of de vordering door een toezichthouder (en daarmee bevoegd) gedaan wordt.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het niet voldoen aan een verzoek om te legitimeren door een politie-ambtenaar die werkt als toezichthouder geen gevolgen heeft voor het besluit. Het gebruik van het bewijs van deze politie-ambtenaar was gewoon toegestaan en werd niet gezien als “zozeer indruisend’’ tegen hetgeen een behoorlijk handelend bestuursorgaan zou moeten doen dat het bewijs uitgesloten moest worden omdat artikel 5:12 Awb een vormvoorschrift is en omdat de politie-ambtenaar als zodanig herkenbaar was gekleed (ABRvS 12 april 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AW1281).

5. Jurisprudentie

ABRvS 12 april 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AW1281.

CBb 12 september 2013, ECLI:NL:CBB:2013:166

Rb. Rotterdam 12 december 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:9810