Artikel 5:27 Awb
Laatst geupdate 28-11-2021
1 Om bestuursdwang toe te passen, hebben door het bestuursorgaan aangewezen personen toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
2 Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast bevoegd tot het geven van een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden.
3 Een plaats die niet bij de overtreding is betrokken, wordt niet betreden dan nadat het bestuursorgaan dit de rechthebbende ten minste achtenveertig uren tevoren schriftelijk heeft aangezegd.
4 Het derde lid geldt niet, indien tijdige aanzegging wegens de vereiste spoed niet mogelijk is. De aanzegging geschiedt dan zo spoedig mogelijk.
5 De aanzegging omschrijft de wijze waarop het betreden zal plaatsvinden.
6 Het bestuursorgaan vergoedt de schade die door het betreden van een plaats als bedoeld in het derde lid wordt veroorzaakt, voor zover deze redelijkerwijs niet ten laste van de rechthebbende behoort te komen, onverminderd het recht tot verhaal van deze schade op de overtreder ingevolge artikel 5:25, vijfde lid.
1. Inleiding
Artikel 5:27 van de Awb regelt de bevoegdheid voor personen die met de uitvoering van bestuursdwang zijn belast om plaatsen te betreden, ook zonder toestemming van de rechthebbenden. Op grond van artikel 5:27, lid 1, van de Awb kunnen er bij de toepassing van bestuursdwang plaatsen worden betreden zonder de toestemming van de rechthebbenden (de overtreder en de andere rechthebbenden als bedoeld in artikel 5:24, lid 3, Awb). Voor het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner is een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden nodig, zo bepaalt lid 2. Tenzij er sprake is van ‘vereiste spoed’ wordt een terrein van een derde (niet rechthebbende in de zin van artikel 5:24) niet eerder betreden dan nadat dit de rechthebbende tenminste achtenveertig uur van tevoren schriftelijk is aangezegd. Eventuele schade dat hierbij ontstaat, wordt vergoed door het bestuursorgaan, voor zover deze redelijkerwijs niet ten laste van de rechthebbende behoort te komen.
2.2.1. Betreden van plaatsen voor de uitoefening van bestuursdwang (artikel 5:27 Awb)
Ten behoeve van de feitelijke toepassing van bestuursdwang kent artikel 5:27 Awb diverse aanvullende bevoegdheden toe aan het bestuursorgaan. Deze zijn aanvullend ten aanzien van de bevoegdheid in artikel 5:15 Awb voor toezichthouders om plaatsen te betreden. In artikel 5:27, lid 1, Awb wordt de betredingsbevoegdheid uitgebreid van enkel toezichthouders (aan wie de bevoegdheid in artikel 5:15 Awb is toegekend) naar “door het bestuursorgaan aangewezen personen” voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taken in het kader van bestuursdwang nodig is. In de praktijk heeft deze uitbreiding beperkte waarde. Toezichthouders mogen op grond van artikel 5:15 Awb al anderen meeneem bij het betreden. Bij de uitoefening van bestuursdwang zal vrijwel altijd een toezichthouder aanwezig zijn.
De bevoegdheid om zonder toestemming een woning te betreden, opgenomen in artikel 5:27, lid 2, Awb is wel een belangrijke toevoeging. Voor een uitgebreide beschouwing van de mogelijkheden en vereisten voor het betreden van woningen verwijs ik naar het commentaar bij artikel 5:15 Awb. Belangrijk om hier op te merken is dat de bevoegdheid in artikel 5:27, lid 2, Awb diegene die betreedt niet ontheft van de verplichting om een machtiging te hebben op grond van artikel 2 Awbi. Daarbij is ook bijzonder dat op grond van artikel 5:27, lid 2, Awb het bestuursorgaan zélf bevoegd is om de machtiging voor het binnentreden af te geven. Dat wijkt af van de Awbi, op grond waarvan de burgemeester, een procureur-generaal, een officier van justitie of een hulpofficier de machtiging mag geven.
Artikel 5:27, lid 3, Awb bevat de zogenaamde ‘plaagstrokenregeling’. Het kan gebeuren dat, om bestuursdwang toe te passen, het eigendom van anderen (niet zijnde de overtreder) moet worden betreden. Dat kan op grond van lid 3 zonder de toestemming van die rechthebbende, mits het betreden 48 uur van te voren schriftelijk is aangezegd. Het aanzeggen hoeft ingevolge artikel 5:27, lid 4, Awb weer niet op het moment dat sprake is van spoed. Die aanzegging moet dan wel later alsnog zo spoedig mogelijk volgen. Er wordt geen termijn genoemd, maar het ligt voor de hand dat de aanzegging bij zeer spoedeisende bestuursdwang gebonden is aan dezelfde termijnen als spoedeisende bestuursdwang. De schriftelijke aanzegging moet op grond van lid 5 een omschrijving van de wijze van betreden bevatten.
Als er bij het betreden van het eigendom van de derde schade wordt veroorzaakt, dan behoren die kosten in beginsel te worden vergoed aan die derde (“voor zover [de schade] niet redelijkerwijs ten laste van de rechthebbende behoort te komen”). De betaalde schadevergoeding kan het bestuursorgaan vervolgens weer verhalen op de overtreder als zijnde kosten voor de toepassing van bestuursdwang (artikel 5:25, lid 6, Awb).