Artikel 5:28 Awb

Laatst geupdate 28-11-2021

Artikel 5:28 [Verzegeling]

Het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast, is bevoegd tot het verzegelen van gebouwen, terreinen en hetgeen zich daarin of daarop bevindt.

Commentaar op Artikel 5:28 Awb

mr. dr. T.N. Sanders

1 Samenvatting

mr. dr. T.N. Sanders

Gereserveerd

2 Commentaar

mr. dr. T.N. Sanders

2.1 Inleiding

mr. dr. T.N. Sanders

Gereserveerd

2.2 Inhoud

mr. dr. T.N. Sanders

2.2.1. De bevoegdheid tot verzegeling (artikel 5:28 Awb)

Artikel 5:28 Awb voorziet in de bevoegdheid om gebouwen, terreinen en “hetgeen zich daarin of daarop bevindt” te verzegelen. Op zichzelf kan de invulling van de bestuursdwang ook feitelijk verzegeling inhouden zonder een beroep te doen op artikel 5:28 Awb, maar artikel 5:28 Awb stelt buiten twijfel dat in dat geval sprake is van verzegeling in de zin van artikel 199 Wetboek van Strafrecht. Het verzegelen heeft symbolische waarde, maar ook een rechtsgevolg. Het doorbreken van een dergelijk zegel is een misdrijf op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht.

Het is onduidelijk of de beslissing om te verzegelen kwalificeert als een besluit. Naar mijn mening is het verzegelen in beginsel een feitelijke handeling. In dat geval staat rechtsbescherming open bij de civiele rechter (net zoals bij de toepassing van toezichthouders bevoegdheden). De voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht kwam eerder tot dezelfde conclusie.[1] Anders oordeelde voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die de toegepaste verzegeling impliciet aanmerkte als onderdeel van het bestuursdwangbesluit.[2] Als verzegeling reeds is aangekondigd in het bestuursdwangbesluit, dan kan het echter wel onderdeel zijn van de toetsing van de bestuursrechter. Zo overweegt de Afdeling bijvoorbeeld:

“Het college heeft uiteengezet dat door de brandonveiligheid overnachten in het gebouw zo gevaarlijk is, dat het niet enkel op de toezegging van de zaakwaarnemer kon vertrouwen. Het college stelt zich op het standpunt dat verzegeling de beste manier is om zeker te weten dat het gebouw niet voor overnachting gebruikt wordt, omdat op die manier niet elke avond hoeft te worden gecontroleerd of er inderdaad niet in het gebouw wordt overnacht. De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het college niet tot deze afweging heeft mogen komen.”[3]

In een ander voorbeeld oordeelt de Afdeling dat verzegeling redelijk is omdat het bestuursorgaan stapsgewijs de verzegeling opheft als de overtredingen per ruimte ongedaan zijn gemaakt.[4]

2.3 Context

mr. dr. T.N. Sanders

3 Jurisprudentie

mr. dr. T.N. Sanders

ABRvS 17 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1224.

Vzr. Rb. Oost-Brabant 30 januari 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:472.

Vzr. Rb. Dordrecht 25 april 2012, ECLI:NL:RBDOR:2012:BW4648.


[1] Vzr. Rb. Dordrecht 25 april 2012, ECLI:NL:RBDOR:2012:BW4648.

[2] Vzr. Rb. Oost-Brabant 30 januari 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:472.

[3] ABRvs 17 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1224.

[4] ABRvS 17 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1224.