Bb 2014/48 – De bestuursrechtelijke geldschuldenregeling en de invordering van dwangsommen – artikel
De Algemene wet bestuursrecht kent sinds 5 jaar een regeling voor de afwikkeling van geldschulden tussen overheden en burgers. Uit een recente evaluatie blijkt dat deze regeling maar matig bekend is, terwijl met name bij de invordering van dwangsommen nog wel het een en ander misgaat. Subsidies, boetes en dwangsommen: drie voorbeelden van zogenaamde ‘bestuursrechtelijke geldschulden’. Titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bevat algemene regels met betrekking tot deze bestuursrechtelijke geldschulden. Zo geeft de geldschuldenregeling regels voor de wijze van betaling, de kosten van betaling, de mogelijkheid van verrekening, het verlenen van uitstel van betaling en van een voorschot als ook voor de verjaring en de mogelijkheid om de verjaring te stuiten. Gelet op de brede toepassing van de bestuursrechtelijke geldschuldenregeling is de kans groot dat het gemiddelde bedrijf reeds meerdere malen in aanraking is gekomen met de regeling (vaak zonder het te beseffen). Uit de onlangs gepubliceerde evaluatie van de geldschuldenregeling blijkt ook dat de geldschuldenregeling weinig bekend is bij belanghebbenden. Daarnaast is de afgelopen twee jaar ook veel (voor de praktijk) interessante jurisprudentie gewezen over een specifieke vorm van de geldschuld – de dwangsom. Reden genoeg dus om in deze bijdrage stil te staan bij de bestuursrechtelijke geldschuldenregeling. In onderdeel één zal kort worden stilgestaan bij de bestuursrechtelijke geldschuldenregelingen de evaluatie daarvan. In onderdeel twee wordt nader ingegaan op een bijzondere bestuursrechtelijke geldschuld – de dwangsom. In onderdeel drie zal vervolgens de belangrijkste jurisprudentie van de afgelopen jaren met betrekking tot de invordering van dwangsommen worden besproken. In onderdeel vier wordt afgesloten met een conclusie.