Mag de overheid bewijs van een burger gebruiken?

Print deze pagina

Mag de overheid bewijs van een burger gebruiken? Stel, de buurman stuurt aan de gemeente foto’s van de illegale opslag die iemand in zijn tuin heeft. Kunnen die foto’s dan zo maar door de toezichthouder worden gebruikt als bewijs? De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft daar ogenschijnlijk tegenstrijdige uitspraken over gedaan. In dit blog verduidelijk ik wanneer het bewijs van een burger mag worden gebruikt door de overheid bij handhaving.

Burgerbewijs bij handhaving

In het bestuursrecht geldt de ‘vrije bewijsleer’. Alles mag als bewijs worden gebruikt. Bewijs mag alleen niet worden gebruikt als het gebruik van het bewijs “zozeer indruist” tegen wat van een redelijk bestuur mag worden verwacht. Die drempel wordt niet vaak overschreden. Zie voor een voorbeeld: ECLI:NL:RVS:2016:70. Alleen in extreme gevallen mag de overheid bewijs niet gebruiken in het bestuursrecht. Denk bijvoorbeeld aan het gebruiken van een verklaring die onder dreiging van fysieke dwang is verkregen.

Mag de overheid bewijs van een burger gebruiken?

Als een burger de overheid dus bewijs stuurt dat er een overtreding is, dan mag dat de overheid dat bewijs dus in beginsel gebruiken. Doorgaans zal de toezichthouder dan wel zelf nog een kijkje gaan nemen om er zeker van te zijn dat er inderdaad een overtreding plaatsvindt. Bovendien heeft het proces-verbaal van een toezichthouder sterkere bewijskracht, zodat als de toezichthouder zelf ook de overtreding constateert, dat een hoop discussies voorkomt. Het komt dan ook niet vaak voor dat de overheid een handhavingsbesluit neemt op basis van alleen het bewijs van de burger.

Overheid, bewijs bij handhaving, mag de overheid bewijs van een burger gebruiken, bestuursorgaan, toezichthouder, mag een bestuursorgaan bewijs van een burger gebruiken, mag een toezichthouder bewijs van een burger gebruiken.

Bij invordering leek het niet te mogen…

Bij de invordering van dwangsommen lijkt dat echter anders te zijn. Ik zeg ‘lijkt’ omdat dit aspect voor discussie vatbaar is.

Volgens de standaardrechtspraak van de Afdeling moet de waarneming op grond waarvan een dwangsom verbeurd verricht zijn “door een ter zake deskundige medewerker van het bevoegd gezag” (zie bijvoorbeeld deze uitspraak). Dit is een van de bewijseisen. Dat lijkt duidelijk: een toezichthouder met kennis van zaken moet vaststellen dat niet aan de last is voldaan. Ander bewijs mag niet.

Dat lijkt bevestigd te worden in twee andere uitspraken. Daarin oordeelt de Afdeling dat het bewijs van de buurman (foto’s van een overtreding van de last) niet mag worden gebruikt om een dwangsom in te vorderen. (zie: AB 2016/14 en ECLI:NL:RVS:2016:469), want: niet gemaakt door een toezichthouder, dus onbetrouwbaar.

Of toch wel?

Iets anders oordeelde de Afdeling echter in een uitspraak van 1 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1594). Daarin oordeelt de Afdeling dat een toezichthouder terecht de verklaring van de buurman heeft gebruikt om te oordelen dat de last is overtreden. In het kort kwam het op het volgende neer. De toezichthouder kon zelf niet zelf of de last (het herstellen van een bouwvallig pand) was nageleefd. Hij mocht daarom de verklaring van de buurman gebruiken.

Los van het feit dat de motivering voor die uitspraak volgens mij rammelt (immers, hoezo kan de buurman wel zien dat de last niet is nageleefd, maar de toezichthouder niet?), is dat linea recta in strijd met de eerdere uitspraken van de Afdeling.

Het mag wel, mits het geloofwaardig is

Mag de overheid bewijs van een burger gebruiken? Na een grondige analyse (zie mijn AB noot) kom ik tot de volgende conclusie. De Afdeling lijkt van oordeel dat het bewijs van de burger wel mag worden gebruikt. Zo lang het maar geloofwaardig is. In de twee gevallen (zie voor het andere geval:  ECLI:NL:RVS:2014:1268) waarbij de Afdeling het bewijs van een burger wél accepteerde als bewijs voor de verbeurte van een dwangsom, had de desbetreffende burger geen belang bij het laten verbeuren van de dwangsom. Met andere woorden: hij was geloofwaardig. In de twee gevallen waarbij de Afdeling het bewijs van een burger niet aanvaardbaar achtte, had de burger belang bij de verbeurte en was hij dus niet geloofwaardig.

Over de auteur

Thomas Sanders is advocaat en partner bij AKD advocaten. Hij is gepromoveerd aan de Universiteit Leiden op het gebied van het handhavingsrecht en het invorderingsrecht. Zijn praktijk richt zich op het bijstaan van overheden, bedrijven en burgers in handhavingsgeschillen. Vragen? Neem contact op via tsanders@akd.nl of LinkedIn.

Print deze pagina