CBb 10 september 2024, ECLI:NL:CBB:2024:633 – Vernietiging boete ivm processuele zorgvuldigheidsbeginsel. NVWA had overtreder moeten wijzen op uitzondering.

Het hoger beroep met betrekking tot de boetes

Mocht de staatssecretaris een boete opleggen voor van het in de handel brengen van de forelfilet (overtreding I)?

9.1Ten aanzien van de boete voor de forelfilet heeft de rechtbank volgens de curator miskend dat [zalmroker] dit product niet in de handel heeft gebracht, zodat op [zalmroker] ook nog geen meldplicht rustte. Deze hogerberoepsgrond richt zich tegen de overwegingen 5.2 en 5.3 van de aangevallen uitspraak van 15 april 2021.

9.2De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat [zalmroker] de bevoegde autoriteiten in kennis had moeten stellen van de testresultaten van de forelfilet op grond van artikel 19, derde lid, van Verordening 178/2002. Daarbij heeft de rechtbank geoordeeld dat [zalmroker] de filet voorhanden had met het oog op de verkoop en dat daarmee is voldaan aan de voorwaarde dat het hier een door [zalmroker] in de handel gebracht levensmiddel betreft.

9.3Op de zitting van het College heeft de staatssecretaris verklaard dat nu het product al in de juiste verpakking zat, het al als in de handel gebracht moet worden beschouwd omdat dit met het oog op de verkoop voorhanden is. Ter ondersteuning hiervan heeft hij gewezen op de verklaring van [naam 3] tijdens de audit van 10 februari 2016 dat de partij pas na het positieve resultaat inzake Lm was geblokkeerd en dat niets van die partij was uitgeleverd aan afnemers. Op de zitting van het College heeft de staatssecretaris tevens erkend dat geen sprake zou zijn geweest van een overtreding als in het Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP) plan van [zalmroker] zou hebben gestaan dat de producten pas worden vrijgegeven na ontvangst van de testresultaten (“positive release” methode). Dit wordt door de staatssecretaris gezien als een uitzondering op het ‘met het oog op de verkoop voorhanden hebben’ in de zin van Verordening 178/2002. De curator heeft op de zitting verklaard dat dit in het plan stond en dat hij bereid is dit plan in de procedure te brengen. In beginsel is het aan [zalmroker] om zich te beroepen op deze uitzondering maar dan had het voor haar wel duidelijk moeten zijn dat de opname van de positive release in het HACCP plan cruciaal is voor de staatssecretaris voor het al dan niet accepteren van de uitzondering. In het rapport van bevindingen is geen referentie aan dit HACCP plan terug te vinden, terwijl uit het rapport evenmin blijkt dat het HACCP plan door de toezichthouder is opgevraagd of ingezien. Omdat de staatssecretaris [zalmroker] niet op deze uitzondering heeft gewezen dan wel niet om het HACCP plan heeft gevraagd, heeft hij in strijd met het (processuele) zorgvuldigheidsbeginsel gehandeld. Het College is van oordeel dat de staatssecretaris dit gebrek niet meer kan herstellen. Dat betekent dat niet bewezen kan worden geacht dat sprake was van een overtreding. Daaruit volgt dat de staatssecretaris niet bevoegd was om een boete op te leggen.

9.4Dit betekent dat de hogerberoepsgrond van de curator slaagt.

 

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2024:633