CBb 11 mei 2021, ECLI:NL:CBB:2021:485 – niet opnieuw procederen over last over de band van betalingsregeling.
4.2. Het College stelt vast dat verweerder een betalingsregeling heeft getroffen voor de kosten van de eerder toegepaste bestuursdwang. Uitsluitend deze betalingsregeling, zoals vastgesteld bij het bestreden besluit, vormt het onderwerp van het geschil. Het College overweegt ambtshalve dat uit artikel 4:94 van de Awb volgt dat een besluit waarbij een betalingsregeling is vastgesteld, een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen bezwaar en beroep openstaan (zie de uitspraak van het College van 16 april 2019, ECLI:NL:CBB:2019:158 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY5907).
4.3. Met uitzondering van de beroepsgrond dat verweerder de hoorplicht van artikel 7:2 van de Awb heeft geschonden, hebben de beroepsgronden van appellante betrekking op de opgelegde last en het kostenbesluit. Deze besluiten zijn reeds aan de orde geweest in eerdere procedures bij het College, die hebben geleid tot de hiervoor genoemde uitspraken van 3 oktober 2017 en 23 november 2017. Voor zover dit in deze procedure al aan de orde kan zijn, overweegt het College nog dat uit hetgeen appellante naar voren heeft gebracht niet blijkt dat sprake is van een uitzonderlijk geval waarin deze beroepsgronden die tegen de last of het kostenbesluit naar voren zijn of hadden kunnen worden gebracht, met succes aan de orde kunnen worden gesteld.
ECLI:NL:CBB:2021:485, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 20/366 (rechtspraak.nl)