CBb 15 november 2022, ECLI:NL:CBB:2022:759 – verhoging tweede boete voor dezelfde overtreding onterecht, omdat eerste boete ten tijde van tweede overtreding nog niet was opgelegd.

Boetematiging

8.1

Appellante voert aan dat zowel de minister als de rechtbank het matigingsbeleid dat de minister hanteert bij het opleggen van bestuurlijke boetes, onjuist toepassen. Het matigingsbeleid dient te worden toegepast ter voorkoming van recidive. De controleperiode waarop de boeteoplegging is gebaseerd dateert van voor 26 februari 2020 (de datum van de eerste beboeting).Van een matigingsbeleid gericht op gedragsverandering is dus geen sprake. In de onderhavige situatie had de boete – mocht er al sprake zijn van een beboetbaar feitencomplex – daarom nogmaals gematigd moeten worden met 90%.

8.2

In het besluit van 9 juni 2020 heeft de minister uiteengezet dat het boetebedrag in het onderhavige geval minder is gematigd dan bij de eerste boeteoplegging van 26 februari 2020 ter zake van dezelfde soort overtreding, omdat de minister het noodzakelijk en redelijk acht appellante een sterkere prikkel te geven om te bereiken dat zij zich voortaan wel aan de wettelijke regels zal houden. Dit omdat de eerdere op 26 februari 2020 opgelegde gematigde boete niet of onvoldoende het gewenste effect heeft gehad. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak onder 7.4 overwogen dat van de op 26 februari 2020 opgelegde boete geen corrigerende werking heeft kunnen uitgaan, nu de hier in geschil zijnde geconstateerde overtredingen alle vóór 26 februari 2020 zijn gepleegd. Dit brengt volgens de rechtbank echter niet mee dat de boete onevenredig is, nu appellante bij brief van 16 december 2019 is gewaarschuwd dat zij onder verscherpt toezicht was geplaatst en dat onder meer zou worden gecontroleerd op de overtreding met feitcode M491. Naar het oordeel van het College heeft de rechtbank ten onrechte niet onderkend dat de door de minister van belang geachte sterkere prikkelwerking uit de aard der zaak in dit geval nog niet aan de orde kon zijn, nu de bij besluit van 13 maart 2020 beboete gedragingen van appellante immers (nagenoeg) alle dateren van vóór het besluit van 26 februari 2020 waarbij appellante voor dezelfde soort overtreding is beboet. Dat appellante bij brief van 16 december 2019 is gewaarschuwd dat zij onder verscherpt toezicht was geplaatst en zij onder meer gecontroleerd zou kunnen worden op de overtreding met feitcode M491 doet aan het voorgaande niet af, omdat ook de overtredingen waarvoor de eerdere boetes zijn opgelegd na die datum hebben plaatsgevonden. De hogerberoepsgrond slaagt.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CBB:2022:759