CBb 18 juni 2024, ECLI:NL:CBB:2024:408 – Twee boetes voor dezelfde handeling binnen 18 dagen na elkaar in dit geval in strijd met ne bis in idem

Print deze pagina
3.1Ter beoordeling bij het College ligt de vraag voor of het opleggen van een boete naar aanleiding van de (herhaalde) inspectie op 30 april 2018 in strijd is met het ne bis in idem-beginsel. [naam] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van bestraffing door de minister in een andere periode.

3.2[naam] stelt dat het ging om een ongewijzigde situatie die tweemaal in een tijdsbestek van 18 dagen is bezien door de minister. Na het per e-mail van 13 april 2018 opgelegde verbod van afvoer van de loodsen stelt [naam] intensief in discussie te zijn geweest met de NVWA. [naam] beschikte voor 4 mei 2018 niet over de bevindingen van de inspecteurs en door de inspecteurs is ook niet kenbaar gemaakt dat naar aanleiding van deze inspecties boetes zouden worden opgelegd. De tweede boeteoplegging kwam daardoor zeer onverwachts. [naam] stelt dat zij in alle redelijkheid had mogen afwachten wat de bevindingen waren.

3.3De minister stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een dubbele bestraffing. Het betreft boetes die zijn opgelegd wegens dezelfde overtredingen, maar in een andere periode. Daarnaast betreft het voorschriften waarvan [naam] als professioneel handelaar in verwerkte dierlijke eiwitten van op de hoogte dient te zijn. [naam] is ook op
13 april 2018 per e-mail op de hoogte gesteld van de tekortkomingen die op 12 april 2018 zijn geconstateerd. Deze omstandigheden in acht genomen was de minister bevoegd boetes op te leggen voor zowel de overtredingen die zijn geconstateerd op 12 april 2018 als op
30 april 2018.

3.4Ingevolge artikel 5:43 Awb legt de minister geen bestuurlijke boete op indien aan de overtreder reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd. Zoals de rechtbank heeft overwogen is dit beginsel een garantie tegen een dubbele beboeting wegens dezelfde gedraging. Het College stelt vast dat de overweging van de rechtbank dat dit beginsel er niet aan in de weg staat dat niet zou kunnen worden beboet voor eenzelfde feitelijke gedraging in een andere periode, juist is.

3.5In tegenstelling tot hetgeen de rechtbank heeft overwogen is het College van oordeel dat de boete naar aanleiding van de geconstateerde overtredingen op 30 april 2018 in strijd met het ne bis in idem-beginsel is opgelegd. In principe is er op enig moment, gezien het tijdsverloop, geen sprake meer van een schending van het ne bis in idem-beginsel. In het geval van [naam] is het tijdsverloop daarvoor echter te kort. Hierbij neemt het College in overweging dat het om 18 dagen gaat, er op het moment van de herinspectie op 30 april 2018 nog geen rapport van bevindingen was opgemaakt van de inspectie op 12 april 2018 en de boeteoplegging nog niet kenbaar was gemaakt aan [naam] . Er was alleen sprake van een afvoerverbod waarover nog geen besluit was genomen. Onder die omstandigheden kan niet worden gesproken van een zodanig tijdsverloop dat er geen sprake meer is van een dubbele bestraffing. Het hoger beroep is gegrond.

3.6Gezien het voorgaande is het boetebesluit van 17 augustus 2018 in strijd met artikel 5:43 van de Awb opgelegd. Het hoger beroep is daarom gegrond.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2024:408

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *