7.1
De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat hij op 30 mei 2017 mondeling een last onder dwangsom heeft opgelegd aan [naam 1] en dat het besluit van 1 juni 2017 een schriftelijke bevestiging hiervan is. Volgens de minister heeft hij de bevoegdheid om een dergelijke mondelinge last op te leggen, overeenkomstig de wettelijke bepalingen die gelden voor de last onder bestuursdwang. Het College volgt de minister hierin niet. De omstandigheid dat het bestuursorgaan ingevolge artikel 5:32 van de Awb in plaats van een last onder bestuursdwang een last onder dwangsom kan opleggen, maakt niet dat de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op een last onder bestuursdwang ook onverkort gelden voor een last onder dwangsom (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3698). Gelet hierop is niet op 30 mei 2017, maar op 1 juni 2017 de last onder dwangsom opgelegd.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2024:431
Leave a Reply