CBb 20 augustus 2024, ECLI:NL:CBB:2024:573 – intrekking gedoogbeslissing niet voor bezwaar en beroep vatbaar. Appellant zal handhaving uit moeten lokken.

5.4Houders van runderen zijn op grond van het recht van de Europese Unie verplicht om hun runderen te voorzien van oormerken. De bijlage bij deze uitspraak bevat de bepalingen waaruit die verplichting volgt. Verder is de minister bevoegd om handhavend op te treden als een veehouder zich niet aan de verplichtingen houdt. Bij deelnemers aan het protocol treedt de minister echter niet handhavend op tegen een illegale situatie (het niet oormerken van runderen), mits de houder een alternatieve registratie voert. Het protocol bevat de voorwaarden waaronder niet tot handhaving wordt overgegaan. Het College oordeelt dat het protocol daarom moet worden aangemerkt als een gedoogbeslissing, zoals gedefinieerd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van
24 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1356):

“Een gedoogbeslissing is een brief van een bestuursorgaan waarin is vermeld dat volgens het bestuursorgaan sprake is van een overtreding, waartegen het bestuursorgaan vooralsnog niet tot handhaving overgaat, zonder meer of alleen als aan de in de brief vermelde voorwaarden wordt voldaan. De gedoogbeslissing heeft aldus het karakter van een – al dan niet voorwaardelijke – toezegging van het bestuursorgaan dat het vooralsnog niet tot handhavend optreden overgaat.”

In diezelfde uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat een gedoogbeslissing en de intrekking van een gedoogbeslissing geen besluiten zijn in de zin van de Awb en daarmee ook niet worden gelijkgesteld. Dat betekent dat een belanghebbende niet in bezwaar en beroep kan gaan tegen de intrekking van een gedoogbeslissing. De achtergrond daarvan is dat met de intrekking van een gedoogbeslissing nog niet vaststaat dat, hoe en wanneer het bestuursorgaan handhavend zal optreden. Als het bestuursorgaan wel tot handhaving overgaat, dan kan de belanghebbende daartegen in bezwaar en beroep. In die procedure kan ook aan de orde komen in hoeverre de intrekking van de gedoogbeslissing terecht was.

5.5Voor [naam 1] betekent dit concreet dat hij de intrekking van zijn deelname aan het protocol op dit moment niet kan aanvechten in een bestuursrechtelijke procedure. Hij zal moeten afwachten of de minister handhavend optreedt. Als dat het geval is, kan hij bezwaar maken en eventueel beroep instellen tegen het handhavingsbesluit. Verder betekent het voorgaande dat de minister het bezwaar van [naam 1] ten onrechte inhoudelijk heeft beoordeeld in het bestreden besluit. Het College zal het beroep van [naam 1] tegen dat besluit daarom toch gegrond verklaren.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2024:573