CBb 29 oktober 2024, ECLI:NL:CBB:2024:748 – termijnoverschrijding 5:51 Awb heeft appellant niet benadeeld, omdat “toezichthouder een medewerker van eiseres al vlak na de controle van zijn/haar constateringen op de hoogte heeft gebracht”, dus geen matiging.
Is er aanleiding om de opgelegde boetes verder te matigen?
7.1.1[naam 1] voert verder aan dat de minister alle wettelijke termijnen overschrijdt, waardoor zij wordt geschaad in haar belangen. De rechtbank heeft in de overschrijding van de termijnen ten onrechte geen aanleiding gezien tot matiging van de boetes.
7.1.2Met de rechtbank concludeert het College dat de termijn van artikel 5:51 van de Awb een termijn van orde is en dat aan de overschrijding daarvan geen consequenties zijn verbonden met betrekking tot de bevoegdheid om een boete op te leggen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het College van 7 mei 2019, ECLI:NL:CBB:2019:177, onder 4.3). [naam 1] heeft in hoger beroep niet verder onderbouwd dat zij door de termijnoverschrijding zou zijn geschaad. Het College onderschrijft het in de rechtsoverwegingen 7.1.1 en 7.1.2 van de aangevallen uitspraak gegeven oordeel van de rechtbank hierover en maakt de overwegingen van de rechtbank tot de zijne.
7.2Deze hogerberoepsgrond slaagt daarom evenmin.