CBb 4 juni 2024, ECLI:NL:CBB:2024:370 – Last verbiedt ‘vangen van pluimvee aan de poten’, maar verbod ziet op ‘optillen aan de poten’. Last verbied daarmee handelingen die wel zijn toegestaan. Last is rechtsonzeker.

Omschrijving van de last

10.5Op grond van artikel 5:32a, eerste lid, van de Awb omschrijft de last de te nemen herstelmaatregelen. Deze omschrijving moet uit het oogpunt van rechtszekerheid voldoende duidelijk zijn. Het College stelt vast dat de omschrijving van de last in de dwangsombesluiten niet aansluit bij de bewoordingen van de verbodsbepaling. De minister heeft de vangbedrijven en [naam 5] immers gelast het vangen van pluimvee aan de poten te staken, te laten staken of gestaakt te houden, terwijl de verbodsbepaling het optillen aan de poten verbiedt. Hierdoor heeft de last ook betrekking op het vangen van pluimvee wanneer dit daarbij niet aan de poten wordt opgetild, maar bijvoorbeeld alleen aan de poten wordt vastgepakt. Dit is extra bezwaarlijk, omdat de minister op de zitting heeft verklaard dat hij het vangen van pluimvee volgens de zogenoemde Zweedse methode, waarbij de borst van het dier wordt ondersteund en het dier rechtop aan de poten wordt vastgehouden, niet aanmerkt als een overtreding van de verbodsbepaling. Op de zitting is ook besproken dat het ook bij gebruik van de Zweedse methode niet altijd mogelijk is om pluimvee te vangen zonder dat het aan de poten wordt vastgehouden en daarbij wordt opgetild. Het College is daarom van oordeel dat de lasten onvoldoende nauwkeurig zijn omschreven en dus in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel.

Evenredigheid van de last

10.6De bedrijven hebben verder betoogd dat de lasten onder dwangsom zijn opgelegd in strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb, omdat de minister bij de te maken belangenafweging onvoldoende betekenis heeft toegekend aan hun belangen en deze niet kenbaar heeft meegewogen. Daarom is de last niet evenwichtig.

10.7Naar het oordeel van het College is oplegging van een last onder dwangsom op zichzelf een geschikt middel om de verbodsbepaling te handhaven. Wat betreft de noodzaak en de evenwichtigheid van de bestreden besluiten III en IV is het College met de bedrijven van oordeel dat de minister onvoldoende (kenbaar) onderzoek heeft gedaan naar alle relevante feiten en omstandigheden, terwijl een scherp inzicht daarin is vereist voor een afgewogen en deugdelijk gemotiveerd oordeel over de vraag welke gevolgen voor belanghebbenden (nog) wel of juist niet (meer) evenredig zijn (zie ABRS 22 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 (Harderwijk), 7.4).

10.8Het College stelt vast dat de bedrijven er (ook) in het kader van de door de minister te maken belangenafweging op hebben gewezen dat in andere landen van de Europese Unie niet handhavend wordt opgetreden tegen de overtreding van de verbodsbepaling bij pluimvee. Zij hebben er in dat verband op gewezen dat het in hun belang is dat binnen de Europese Unie voor concurrenten een gelijk speelveld geldt. Verder hebben zij aangevoerd dat andere vangmethoden leiden tot aanzienlijke kosten en uitvoeringsproblemen vanwege een tekort aan personeel en machines. In sommige gevallen zouden volgens de bedrijven andere vangmethoden ook praktisch onuitvoerbaar zijn. Volgens de bedrijven is het verder de vraag of het verbod in de nieuwe Transportverordening ongewijzigd zal blijven, waardoor de kans bestaat dat de bedrijven zullen investeren in wijzigingen die straks niet meer vereist zijn. Ook dit doet afbreuk aan hun concurrentiepositie ten opzichte van bedrijven in andere landen van de Europese Unie. Naar al deze omstandigheden en belangen heeft de minister geen nader onderzoek gedaan en hij heeft dus ook niet gemotiveerd waarom deze gevolgen voor de bedrijven evenredig zijn, in het licht van het algemeen belang, waaronder het belang van dierenwelzijn (waarvoor door Wakker Dier aandacht is gevraagd). Daardoor zijn de bestreden besluiten III en IV in strijd met de artikelen 7:12 en 3:46 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2024:370