Instantie College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak: 6 mei 2025
Datum publicatie: 6 mei 2025
ECLI: ECLI:NL:CBB:2025:292
Fragment:
4.4
Het College stelt vast dat de looptijd van de last onder dwangsom en de last onder bestuursdwang is verstreken. Vast staat dat geen van de maatregelen is geëffectueerd of dat er dwangsommen zijn verbeurd en ingevorderd.
4.5
Voor de vraag of er nog procesbelang bestaat, is van belang wat de dierhouder met zijn beroep nastreeft. Het doel dat de dierhouder hiermee wil bereiken, moet hij ook daadwerkelijk kunnen bereiken en dat resultaat moet voor hem feitelijke betekenis hebben en niet alleen hypothetische. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. Daarbij geldt dat in beginsel geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een reeds verstreken periode of een inmiddels ingetrokken of vervallen besluit, tenzij sprake is van een onderbouwd verzoek om schadevergoeding dan wel indien een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn bij toekomstige (terugkerende) besluiten. Het College verwijst in dit verband naar zijn vaste rechtspraak als neergelegd in onder andere de uitspraak van 24 mei 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:256, onder 6.1).
4.6
De last onder dwangsom en de last onder bestuursdwang zien op reeds verstreken periodes en zijn niet geëffectueerd. Dit betekent dat de dierhouder in beginsel geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de beroepen met zaaknummers 22/1037 en 22/1053. Het College zal hieronder de argumenten van de dierhouder op grond waarvan hij meent toch een procesbelang te hebben, afzonderlijk bespreken.
Proceskostenveroordeling
5 De mogelijkheid om vergoeding van griffierecht en proceskosten te verkrijgen is als procesbelang ontoereikend, omdat het bestuursorgaan tot vergoeding van die kosten ook kan worden veroordeeld zonder de gegrondverklaring van het beroep. Anders dan de dierhouder betoogt, is in het verzoek tot proceskostenveroordeling dus geen procesbelang gelegen. Het College verwijst in dit verband naar zijn rechtspraak in onder andere de uitspraak van 4 juni 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:378, onder 2.3).
Bewijs ten behoeve van een strafzaak
6 Evenmin bestaat er een procesbelang vanwege de strafrechtelijke procedure jegens de dierhouder (ECLI:NL:GHSHE:2024:2464). De uitkomst van deze beroepen is niet van belang voor de strafrechtelijke procedure van de dierhouder. De strafrechter maakt een eigen beoordeling of de dierhouder zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Zuiveren van eer en goede naam
7 Ter zitting heeft de dierhouder toegelicht dat hij zijn eer en zijn goede naam gezuiverd wil hebben, omdat hij meent dat hij ten onrechte onder verscherpt toezicht is gesteld. Omdat inspecties feitelijke handelingen zijn, is de beslissing om verscherpt toezicht toe te passen niet op rechtsgevolg gericht, maar een mededeling van feitelijk handelen, zie hiervoor de uitspraak van het College van 17 december 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:919, onder 3.5.5). Een mededeling over het plaatsen onder verscherpt toezicht is dus geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb waartegen beroep openstaat. Verder is gesteld noch gebleken dat de minister publiekelijk met naam en toenaam bekend heeft gemaakt dat hij de dierhouder onder verscherpt toezicht heeft gesteld. Het voorgaande brengt met zich dat in het zuiveren van de eer en goede naam vanwege de ondertoezichtstelling geen procesbelang is gelegen.
Bron: https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2025:292
Leave a Reply