CBb 9 februari 2021, ECLI:NL:CBB:2021:138 – storingsmelding bij Agentschap Telecom is geen handhavingsverzoek omdat er geen concrete overtreding of overtreder is.

1.2. Appellant heeft op 6 april 2018 een storingsmelding gedaan bij verweerder. In reactie hierop heeft verweerder aan appellant op 19 april 2018 bericht dat de storingsmelding niet voor behandeling in aanmerking komt omdat er nog geen onderzoek door de netwerkbeheerder heeft plaatsgevonden. Het bezwaar hiertegen heeft verweerder nietontvankelijk verklaard, omdat de reactie op de storingsmelding geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

[…]

5. Met de reactie van 19 april 2018 heeft verweerder – zo blijkt uit het bestreden besluit en het verweerschrift – toepassing gegeven aan artikel 3, eerste lid, aanhef en onder i, van de Regeling storingsmeldingen. Deze Regeling is sinds 28 december 2016 gebaseerd op artikel 19 van het Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2016 en artikel 16 van het Besluit radioapparaten 2016. Met deze twee besluiten is beoogd uitvoering te geven aan onder meer artikel 10.13, tweede lid, van de Telecommunicatiewet. Op grond van artikel 7 van bijlage 2 bij de Awb is daarvoor de rechtbank Rotterdam de bevoegde rechter. Op grond van artikel 11 van bijlage 2 bij de Awb, staat daartegen hoger beroep open bij het College.

6. Beoordeeld dient te worden of de reactie van verweerder van 19 april 2018 op de storingsmelding van appellant een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb. Alleen tegen een besluit kan namelijk bezwaar worden gemaakt, zo volgt uit de artikelen 8:1 en 7:1 van de Awb. Dit is een ambtshalve te beantwoorden vraag, die de rechtbank – anders dan appellant lijkt te betogen – in de beoordeling heeft betrokken en dat ook terecht heeft gedaan.

7. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, aldus artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. In dit geval is daarvoor bepalend of de reactie op de storingsmelding is gericht op rechtsgevolg, dat wil zeggen op het vaststellen, wijzigen of opheffen van een rechtsverhouding.

8. In artikel 4 van de Regeling storingsmeldingen is bepaald wat het onderzoek inhoudt als een storingsmelding in behandeling wordt genomen. In artikel 5 is bepaald wat het vervolg is van dat onderzoek, afhankelijk van de uitkomst ervan. In het eerste lid is, kort gezegd, bepaald dat indien uit het onderzoek blijkt dat de uitrusting niet voldoet aan de daar genoemde eisen, de behandeling van de storingsmelding wordt beëindigd onder opgaaf van redenen. In het tweede lid is, kort gezegd, bepaald dat indien de uitrusting voldoet aan de daar genoemde eisen, er geen verdere behandeling van de storingsmelding plaatsvindt. In het derde lid is, kort gezegd, bepaald dat indien uit het onderzoek blijkt dat de uitrusting niet voldoet aan de daar genoemde eisen, de minister de houder ervan aanwijzingen kan geven maatregelen te nemen die de storing verhelpen. In het vierde lid zijn overige situaties vermeld waarin de behandeling van de storingsmelding wordt beëindigd.

9. Het College stelt op basis hiervan vast dat het instellen van een onderzoek naar aanleiding van een storingsmelding geen verandering brengt in reeds bestaande rechten en plichten. Er worden immers met het instellen van een onderzoek geen rechten, plichten, bevoegdheden of wijzigingen in de juridische status van appellant of een andere betrokkene gecreëerd of teniet gedaan. Dat een onderzoek mogelijk in de toekomst zou kunnen leiden tot het geven van aanwijzingen als uit dat onderzoek zou blijken dat de uitrusting niet aan bepaalde eisen voldoet, maakt niet dat het enkele instellen van een onderzoek al een rechtsgevolg meebrengt. Ook kan een storingsmelding niet worden aangemerkt als een verzoek tot handhaving, al omdat geen sprake is van een concrete overtreding of een concrete overtreder. Gelet hierop is de reactie op de storingsmelding geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.

10. Nu de reactie op de storingsmelding geen besluit is, stond daartegen geen bezwaar open. Het bezwaar van appellant heeft verweerder daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard, en dat bestreden besluit heeft de rechtbank terecht in stand gelaten.

11. Het hoger beroep is ongegrond. Het College bevestigt de aangevallen uitspraak.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CBB:2021:138