ABRvS 9 september ECLI:NL:RVS:2020:2188 – bloot eigenaar heeft overtreding BP in zijn macht, tenzij opstalrecht gevestigd
4.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1053) is overtreder degene die het desbetreffende wettelijke voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Dat is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek heeft verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk heeft begaan, maar aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en dus als overtreder worden aangemerkt. Ook een rechtspersoon kan een overtreding begaan. Daarbij is van belang dat, zoals de Afdeling eveneens eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY7996), van de eigenaar van panden die worden verhuurd, mag worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het verhuurde pand wordt gemaakt. Om niet verantwoordelijk te kunnen worden gehouden voor onrechtmatig gebruik van het door hem verhuurde pand, dient de eigenaar aannemelijk te maken dat hij niet wist en niet kon weten dat het pand aldus werd gebruikt. Pas nadat is vastgesteld dat de betrokkene overtreder is, komt de vraag aan de orde of hij het in zijn macht heeft de overtreding te beëindigen, omdat hem alleen in dat geval een last onder dwangsom mag worden opgelegd (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2804).
4.4. De Afdeling overweegt dat de rechtbank in navolging van het college Stille Wille als eigenaar of erfpachter van een deel van de gronden waarop de recreatiewoningen staan en als beheerder van het park en betrokken bij de verhuur van recreatiewoningen terecht heeft aangemerkt als overtreder van het verbod om de recreatiewoningen te laten gebruiken voor bewoning. Daarbij acht de Afdeling van belang dat Stille Wille gelieerd is aan Bungalowpark Stille Wille Meijel Exploitatie B.V, waarvan zij enig aandeelhouder is, en aan Bungalowpark Stille Wille Meijel Verhuur B.V.. Hoewel niet kan worden vastgesteld of Stille Wille ook (enig) aandeelhouder is van deze Verhuur B.V., omdat zij ondanks verzoek daartoe van de Afdeling, geen uittreksel van de Kamer van Koophandel heeft overgelegd, blijkt uit informatie op zitting dat [directeur] directeur is van al deze bedrijven. Uit de stukken en informatie op zitting blijkt dat de Exploitatie B.V. het algemeen onderhoud van het terrein, energienetwerk en de afvalverwerking verzorgt en dat de Verhuur B.V. tot eind 2018 bemiddelde tussen de eigenaar van een recreatiewoning en mogelijke verhuurders. Hierdoor had Stille Wille redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van de bewoning van de recreatiewoningen door arbeidsmigranten. Stille Wille heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij daarvan niet wist en niet kon weten.
4.5. Stille Wille is terecht als overtreder aangemerkt, zodat vervolgens de vraag aan de orde is of Stille Wille het in haar macht heeft om de overtreding te beëindigen. Hierover overweegt de Afdeling het volgende. Het college heeft daarvoor doorslaggevend geacht of er een opstalhouder is en indien dat niet het geval of Stille Wille bloot eigenaar is van de gronden. Bij het opleggen van de lasten aan Stille Wille, is het college ervan uitgegaan dat Stille Wille bloot eigenaar is van de gronden van [locatie 1], [locatie 2], [locatie 3], [locatie 4] en [locatie 5]. Uit de op 14 mei 2018 bij de rechtbank en de op 17 juni 2020 bij de Afdeling overgelegde kadastrale gegevens blijkt ten aanzien van [locatie 3] dat Stille Wille eigenaar is van de gronden. Op deze gronden rust een recht van erfpacht, maar geen recht van opstal voor de recreatiewoning. Stille Wille heeft op zitting erkend dat zij hierdoor eigenaar is van deze recreatiewoning. Gelet hierop is het college er met betrekking tot recreatiewoning [locatie 3] terecht van uitgegaan dat Stille Wille het in haar macht heeft de overtreding te beëindigen. Uit de kadastrale gegevens blijkt echter ook dat ten aanzien van [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 4] een recht van opstal rust bij anderen dan Stille Wille en dat Stille Wille geen bloot eigenaar is van de gronden. Ten aanzien van [locatie 5] is Stille Wille wel eigenaar van de gronden, maar rust het recht van opstal bij anderen. Het voorgaande betekent dat het college op grond daarvan er ten onrechte vanuit is gegaan dat Stille Wille het in haar macht heeft de overtreding ten aanzien van [locatie 1], [locatie 2], [locatie 4] en [locatie 5] te beëindigen, zodat Stille Wille ten aanzien van die recreatiewoningen bij besluiten van 20 december 2017 en 27 december 2017 ten onrechte een last is opgelegd. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog slaag in zoverre.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RVS:2020:2188