Rb. Amsterdam 20 maart 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:1676 – Hvw boete wordt vernietigd: “Bij het opleggen van hoge boetes als waar het hier om gaat, acht de rechtbank het van belang dat verweerder in de vergunning melding maakt van zowel de voorwaarden van de vergunning, als de sancties bij overtreding van die voorwaarden. Verweerder is een maand na inwerkingtreding van de nieuwe Hvv direct overgegaan tot handhaving en beboeting.”

4.4.De rechtbank is van oordeel dat zich in dit geval omstandigheden hebben voorgedaan die aanleiding hadden moeten zijn om af te zien van het opleggen van een boete. Daarbij acht de rechtbank het volgende relevant.

4.5.De Afdeling heeft op 29 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:261) de eerdere meldplicht, waarmee een vrijstelling was gegeven voor een vergunningplicht ten behoeve van vakantieverhuur, onverbindend verklaard. Omdat de meldplicht volgde uit een met de Hvw strijdige en daarom onverbindende vrijstellingsbepaling, oordeelde Afdeling dat de grondslag voor de meldplicht in de Huisvestingsverordening (Hvv) was komen te vervallen. Tabel 2 in bijlage 3 bij de Hvv achtte de Afdeling eveneens onverbindend, voor zover daarin een boetebedrag wegens het niet voldoen aan de meldplicht is opgenomen. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de gemeente, in afwachting van reparatiewetgeving, geen boetes meer opgelegd wegens overtreding van de meldplicht. Op 29 juni 2020 heeft de gemeente een reparatie doorgevoerd in de Hvv, waarbij de meldplicht is opgenomen als voorschrift bij een aan te vragen vergunning voor vakantieverhuur. Verweerder heeft deze reparatieverordening gepubliceerd op 29 juni 2020 en deze is ingegaan per 1 juli 2020. Verweerder heeft op zitting te kennen gegeven dat in de maand juli 2020 nog niet is gehandhaafd. Vanaf 1 augustus 2020 is de gemeente tot handhaving overgegaan en zijn bij schendingen van de meldplicht boetes opgelegd. De overtreding van eiseres dateert van half augustus 2020.

4.6.De rechtbank acht het niet redelijk of evenredig dat verweerder in dit geval bij de eerste overtreding van de meldplicht zo kort na de invoering van wijzingen in de Hvv is overgegaan tot het opleggen van een boete. Hierbij weegt de rechtbank het volgende mee. Eiseres was wel per 14 juli 2020 in het bezit van de benodigde vergunning voor vakantieverhuur. In die vergunning staat weliswaar vermeld dat vakantieverhuurders zich aan meerdere regels moeten houden, waaronder het melden van perioden van vakantieverhuur, maar niet wordt vermeld wat de gevolgen zijn wanneer zij dit niet doen. Bij het opleggen van hoge boetes als waar het hier om gaat, acht de rechtbank het van belang dat verweerder in de vergunning melding maakt van zowel de voorwaarden van de vergunning, als de sancties bij overtreding van die voorwaarden. Verweerder is een maand na inwerkingtreding van de nieuwe Hvv direct overgegaan tot handhaving en beboeting. Van enige communicatie vanuit verweerder richting vakantieverhuurders hierover in de periode in geding is niet gebleken. De rechtbank is daarom van oordeel dat er een langere overgangstermijn gegund had moeten worden na de inwerkingtreding van de nieuwe Hvv voordat over kon worden gegaan tot het opleggen van een boete, zodat vakantieverhuurders enige tijd was gegund om bekend te raken met de nieuwe voorwaarden en de sancties bij overtreding daarvan. De rechtbank merkt daarbij op dat zij bekend is met het feit dat in Weesp, thans een onderdeel van de gemeente Amsterdam, per 1 januari 2023 is een meld- en vergunningplicht ingevoerd voor vakantieverhuur, waarbij een overgangstermijn van zes maanden wordt gehanteerd waarin niet wordt gehandhaafd. Daar komt bij dat verweerder eiseres tegelijk met het voornemen tot oplegging van de boete ook een waarschuwingsbrief heeft gestuurd vanwege schending van de meldplicht. Daarin stond dat de aan eiser verleende vergunning bij een volgende overtreding zal worden ingetrokken. De rechtbank vindt dat verweerder in dit geval – dus mede in het licht van het feit dat de Hvv pas zo kort daarvoor was gewijzigd – had kunnen volstaan met deze waarschuwing en dat het daarnaast opleggen van een boete in dit geval onevenredig is.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBAMS:2023:1676