Rb. Amsterdam 21 juli 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:4613 – lik op stuk boetebeleid (geen waarschuwing) op zich niet onredelijk, maar in dit geval werd overtreding gepleegd 1 maand na ontstaan norm. Boete gaat onderuit.

Boete algemeen

16. De achtergrond van het matigingsbeleid is opgenomen in de toelichting daarbij. Hierin staat dat het soort overtreder de laatste jaren is veranderd van overwegend exploitanten naar particulieren die daadwerkelijk in de woning wonen. Zij verhuren de woning af en toe en houden zich daarbij niet aan de regels. Het boetebedrag van € 3.000,- is tot stand gekomen door enerzijds een afschrikwekkend effect te behouden en anderzijds particuliere bewoners die niet bedrijfsmatig handelen niet te zwaar te belasten.

17. Om het afschrikwekkende effect van boetes te behouden ziet het college geen aanleiding overtreders eerst een waarschuwing te geven of een last onder dwangsom op te leggen. Volgens het college bestaat het risico dat overtreders de eerste waarschuwing afwachten, met als gevolg een mogelijke toename van illegale verhuur. Amsterdam onderscheid zich volgens het college van andere steden, zoals Utrecht, waar lagere boetes worden opgelegd voor het niet naleven van voorwaarden of voorschriften, omdat de leefbaarheid van de stad onder veel grotere druk staat. Eiseres is het hier niet mee eens en komt daar in beroep tegenop.

18. De rechtbank acht de keuze van het college voor het lik-op-stuk beleid door oplegging van een boete niet onredelijk. Dit beleid staat in redelijke verhouding tot de doelstellingen daarvan en is geschikt om die te bereiken. Daarbij is van belang dat de druk op de leefbaarheid in Amsterdam groot is en dat omwonenden daar last van hebben. Het opleggen van een dwangsom of het geven van een waarschuwing hebben niet hetzelfde effect, namelijk het voorkomen van ook een eerste overtreding. Verder is van belang dat de boete bij een eerste overtreding eerder aanmerkelijk hoger was. Deze rechtbank en de Afdeling hebben dit in algemene zin aanvaardbaar geacht, ook als het om particuliere burgers ging. De rechtbank ziet geen aanleiding om daar nu van af te wijken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de met toepassing van artikel 8:29 van de Awb overgelegde documenten. Deze stukken geven geen aanleiding tot een ander oordeel.

Individuele belangenafweging

19. Eiseres voert aan dat de boete disproportioneel en onevenredig is.7 In korte tijd zijn meerdere opeenvolgende regels gesteld over vakantieverhuur. Dat is niet te volgen. Dat er een vergunningstelsel aan zat te komen is weliswaar in het nieuws geweest, maar die publiciteit dateert van later en is in ieder geval geheel langs eiseres heen gegaan. Hierbij zijn haar persoonlijke omstandigheden van belang. Eiseres is werkzaam als chirurg in opleiding en is vanaf maart 2020 ingezet op de intensive care om de meest zieke coronapatiënten te behandelen. Daarom wist eiseres niet dat zij per 1 juli 2020 een vergunning nodig had.

20. De rechtbank geeft eiseres hierin gelijk. De vergunningplicht geldt sinds
1 juli 2020. Vervolgens heeft eiseres haar woning in augustus 2020, slechts één maand daarna, verhuurd via AirBnB. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat alle chirurgen in opleiding in die periode vanwege de coronapandemie op de intensive care moesten werken. Deze periode was hectisch, stressvol, angstig en onzeker. De werkzaamheden van eiseres hebben ertoe geleid dat eiseres ook zelf een coronabesmetting heeft opgelopen, hetgeen tot nog meer angst leidde. Voor zover in algemene zin van burgers kan worden verwacht dat zij zich van vaak veranderende regelgeving op de hoogte houden8, is de rechtbank van oordeel dat dat in het geval van eiseres, gelet op haar persoonlijke omstandigheden en het korte tijdsverloop sinds de daadwerkelijke invoering van het vergunningenstelsel, niet kon worden gevraagd. Daarom valt het eiseres niet te verwijten dat zij niet wist dat inmiddels sprake was van een vergunningplicht. Het college heeft hier tegenover gesteld dat eiseres niet alleen geen vergunning had, maar ook geen melding van de verhuur gedaan heeft. Dit leidt niet tot een ander oordeel. Er is immers ook een periode geweest waarin het doen van een melding niet vereist was.

21. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit I en het herziene bestreden besluit I vernietigen wegens strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. De rechtbank ziet aanleiding het boetebesluit te herroepen en de boete met toepassing van artikel 8:72a van de Awb vast te stellen op nihil. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit I en het herziene bestreden besluit I.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBAMS:2023:4613