Rb. Amsterdam 26 april 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:2330 – Handhaving onevenredig omdat huisvesten internationale dansdocenten in gevaar komt
Mocht verweerder handhaven?
6.1.Eiseres stelt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding zijn tot afwijking van de beginselplicht tot handhaving. De door verweerder bedoelde evenredigheidstoetsing brengt met zich mee dat verweerder ook bij toepassing van een sanctiebevoegdheid als de onderhavige inzichtelijk maakt op welke wijze rekening wordt gehouden met de belangen van eiseres. Het bestreden besluit geeft daarvan geen enkele blijk. Eiseres stelt verder dat het voor haar noodzakelijk is om deze woonruimte te huren voor het huisvesten van gastdocenten omdat een andere wijze van huisvesting voor de gastdocenten voor eiseres te duur is. Het is dan ook voor eiseres van essentieel belang om de gastdocenten in de onderhavige woning te kunnen huisvesten, waarbij zij het belang van het bestaan van eiseres voor de stad benadrukt, welk belang nog eens wordt bevestigd door het feit dat de gemeente Amsterdam eiseres subsidieert. Bovendien wijst eiseres erop dat ook andere culturele instellingen in Amsterdam van de woning gebruik maken om gasten te ontvangen.
6.2.Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
6.3.De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat geen sprake is van concreet zicht op legalisatie. Eiseres heeft namelijk nooit een aanvraag voor een vergunning voor het onttrekken van de woning ingediend. Van handhaving kan echter ook worden afgezien als dit onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Op dit punt is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Verweerder heeft de belangen van eiseres niet voldoende in kaart gebracht en daardoor geen goede motivering gegeven in het kader van de belangenafweging. Verweerder heeft onvoldoende onderzocht wat het gevolg is voor eiseres wanneer zij deze mogelijkheid van huisvesting van de gastdocenten verliest. In het bestreden besluit stelt verweerder enkel dat eiseres de keuze heeft om de gastdocenten op andere wijze onder te brengen en dat eiseres hier alleen een financieel belang bij heeft. In de bezwaarfase heeft eiseres echter al aangevoerd dat indien de gastdocenten zouden moeten worden ondergebracht in hotels dat dit eiseres het veelvoudige zou kosten en dat zou betekenen dat er geen docenten meer naar Amsterdam gehaald kunnen worden tenzij de gemeente Amsterdam de subsidie verhoogt om deze verblijfskosten te dekken. Op zitting heeft eiseres nog toegelicht dat er gesprekken zijn geweest met de subsidieverleners en dat er geen ruimte is om die extra kosten te subsidiëren. Een belangrijk onderdeel van eiseres zal in dat geval verloren raken: zij zal niet langer deel uitmaken van de internationale danssector en Amsterdam zal haar plaats in dit spectrum verliezen. Het voortbestaan van eiseres komt daarmee in het geding en haar belang strekt dan ook verder dan een louter financieel belang. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder tijdens de hoorzitting onvoldoende doorgevraagd naar de belangen van eiseres terwijl dit wel op de weg lag van verweerder gezien de unieke situatie van eiseres. Uniek in die zin dat eiseres enerzijds wordt gesubsidieerd door verweerder en haar belang door verweerder wordt ondersteund maar anderzijds wellicht moet stoppen indien de huisvesting niet meer kan doorgaan. Hier komt nog bij dat verweerder met meerdere wethouders heeft gesproken over deze zaak, een lange tijd heeft gedaan over de besluitvorming en dat de bestuurlijke boete is ingetrokken. Ook hieruit blijkt dat het geen standaardzaak is voor verweerder. De stelling van verweerder dat afzien van handhavend optreden in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft terecht aangevoerd dat precedentwerking niet snel moet worden aangenomen. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het algemeen belang van handhaving prevaleert boven de belangen van eiseres. Deze beroepsgrond slaagt.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBAMS:2024:2330