Rb. Den Haag 10 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:7117 – BO heeft eerder meldingen gekregen over overlast, gaat later controleren en past dan direct zeer spoedeisende bestuursdwang toe. Mag omdat “acute dreiging voor de gezondheid en veiligheid vanwege brandgevaar is pas tijdens het huisbezoek op 14 juli 2021 geconstateerd.”

8.4.De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of de situatie die door de inspecteur op 14 juli 2021 in de woning en op het erf van eiser werd aangetroffen zodanig spoedeisend was, dat geen last onder bestuursdwang kon worden opgelegd.

8.5.De rechtbank stelt hierbij voorop dat voor de toepassing van zeer spoedeisende bestuursdwang in de zin van artikel 5:31, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist is dat de situatie zo spoedeisend is dat een besluit om bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last niet kan worden afgewacht. Daarbij moet het bijvoorbeeld gaan om situaties waarbij vanwege de gevaren voor mens of milieu direct moet worden ingegrepen.

8.6.De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de toepassing van zeer spoedeisende bestuursdwang in dit geval was aangewezen. De bevindingen tijdens het huisbezoek op 14 juli 2021 waren voldoende overtuigend om tot onmiddellijk ingrijpen te beslissen. Uit het inspectierapport en de bijbehorende foto’s blijkt afdoende dat sprake was van een brandgevaarlijke situatie en dat vluchtwegen werden geblokkeerd door de grote hoeveelheid goederen in de woning. Verweerder heeft mogen aannemen dat de vuurlast bij brand in deze omstandigheden had kunnen leiden tot een levensbedreigende situatie voor eiser, omwonenden en de in de woning aanwezige dieren. De elektrische aansluiting bij de waterbakken in de badkamer vergrootte daarbij het risico op brand.

8.7.De rechtbank volgt eiser niet voor zover hij betoogt dat verweerder al geruime tijd op de hoogte was van de situatie in en rond zijn woning en daarom van het toepassen van zeer spoedeisende bestuursdwang had moeten afzien. Niet is gebleken dat verweerder al vóór 14 juli 2021 de woning van eiser heeft betreden of dat verweerder anderszins wist of had kunnen weten dat sprake was van een zeer spoedeisende situatie. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat uit de overlastmeldingen van de omwonenden en door handhavend optreden in het verleden weliswaar een globaal beeld gevormd kon worden over de situatie, maar dat op basis daarvan nog niet tot handhaving kon worden overgegaan. De acute dreiging voor de gezondheid en veiligheid vanwege brandgevaar is pas tijdens het huisbezoek op 14 juli 2021 geconstateerd. Dat verweerder zich bij deze inspectie heeft laten bijstaan door onder meer werknemers van de firma Van der Loo en de dierenambulance, leidt niet tot een ander oordeel. Hieruit blijkt dat verweerder er weliswaar rekening mee hield dat direct ingrijpen noodzakelijk zou zijn, maar niet dat hiertoe op voorhand reeds was besloten. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat eiser niet is ingegaan op het voorstel van verweerder op 17 mei 2021 om een zorgaanbod via het Leger des Heils te aanvaarden en in te stemmen met een kosteloze schoonmaakbeurt van zijn woning en het terugbrengen van het aantal duiven tot 20. Ook hieruit blijkt dat verweerder weliswaar aannam dat sprake was van mogelijke overtredingen in en rond de woning van eiser, maar niet dat verweerder al op de hoogte was van de precieze ernst en omvang hiervan en wist dat zeer spoedeisend optreden vereist was. De door eiser aangehaalde uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)2 en van de rechtbank Overijssel3 kunnen hem niet baten. Die uitspraken betreffen situaties waarin het betrokken bestuursorgaan na het bekend worden met een (ophanden zijnde) overtreding nog enige tijd heeft gewacht alvorens met toepassing van zeer spoedeisende bestuursdwang in te grijpen. Die situatie doet zich in deze zaak niet voor.

9. De conclusie van het voorgaande is dat het betoog van eiser ten aanzien van de toepassing van zeer spoedeisende bestuursdwang niet slaagt.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:7117