Rb. Den Haag 16 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2408 – geslaagd beroep op gelijkheidsbeginsel. B&W handhaaft tegen eiser omdat hij een vergelijkbaar geval is waar een andere overtreder op heeft gewezen. In het geval van eiser is er echter geen handhavingsverzoek gedaan. Eiser wijst terecht op andere vergelijkbare gevallen waar niet wordt gehandhaafd.

Is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel?

21. Eiser betoogt voorts dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden, omdat in de nabijheid van zijn woning meerdere vergelijkbare erfafscheidingen zijn gerealiseerd die eveneens hoger zijn dan 1 meter. Het is volgens eiser onredelijk dat alleen tegen hem handhavend wordt opgetreden.

22. Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van een geval dat in het gemeentelijke jaarplan “Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Den Haag 2022” wordt aangemerkt als “illegale bouw (minder ernstig)”. Daaraan is met betrekking tot handhavend optreden een gemiddelde prioriteit toegekend. De lage beschikbare handhavingscapaciteit zorgt er volgens verweerder voor dat alleen handhavend wordt opgetreden tegen soortgelijke overtredingen in hetzelfde gedeelte van de Kraaienlaan.

22.1.

Eiser heeft aan de hand van foto’s diverse gevallen aangedragen die volgens hem vergelijkbaar zijn met zijn situatie. Niet in geschil is dat in elk geval bij een deel van deze gevallen sprake is van erfafscheidingen die de toegestane bouwhoogte van 1 meter overschrijden en die zonder omgevingsvergunning zijn gerealiseerd. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd bevestigd dat tegen deze erfafscheidingen momenteel geen handhavingstrajecten lopen. De reden hiervoor is volgens verweerder dat sprake is van een beperkte handhavingscapaciteit en dat ten aanzien van deze erfafscheidingen niet is verzocht om handhaving. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat geen sprake is van vergelijkbare gevallen. Dat – zoals verweerder stelt – de erfafscheidingen niet in hetzelfde gedeelte van de Kraaienlaan liggen als de erfafscheiding van eiser, is hiervoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Niet in geschil is immers dat in elk geval een deel van de erfafscheidingen is gerealiseerd op gronden binnen hetzelfde bestemmingsplan, met dezelfde bestemming als de grond waarop de erfafscheiding van eiser is gerealiseerd en binnen hetzelfde beschermd stadsgezicht. Voor deze erfafscheidingen gelden dus dezelfde regels als voor de erfafscheiding van eiser. Daar komt bij dat een deel van de erfafscheidingen weliswaar in omliggende straten is gerealiseerd, maar dat zij zich op betrekkelijk geringe afstand tot het perceel van eiser bevinden. Dat ten aanzien van de andere erfafscheidingen niet is verzocht om handhaving, leidt niet tot een ander oordeel. Ook bij eiser is immers niet om handhaving verzocht maar is – zo heeft verweerder ter zitting toegelicht – tot handhaving besloten omdat elders in de buurt handhavend werd opgetreden en de erfafscheiding van eiser in die zaak als een vergelijkbaar geval werd aangemerkt.

22.2.

Dit leidt tot de slotsom dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in de situatie van eiser tot handhavend optreden is besloten, terwijl handhavend optreden in vergelijkbare gevallen achterwege wordt gelaten. Het bestreden besluit is daarom niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en berust niet op een draagkrachtige motivering. Het betoog van eiser slaagt. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder zal opnieuw moeten beslissen op het bezwaar van eiser. Met het oog op dit nieuw te nemen besluit op bezwaar geeft de rechtbank verweerder in overweging om ook nader in te gaan op de door eiser opgeworpen vraag of handhavend optreden in dit geval evenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Daarbij wijst de rechtbank erop dat sprake is van een overtreding van betrekkelijk geringe aard en ernst, dat niet is verzocht om handhaving en dat verweerder – hoewel de erfafscheiding grenst aan openbaar toegankelijk gebied en dus eenvoudig waarneembaar was – ruim twintig jaar met handhavend optreden heeft gewacht.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:2408