Rb. Den Haag 5 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8793 – Lasten tegenstrijdig en strekken ter voorkoming van herhaling, terwijl gevaar niet is gemotiveerd. Ter zitting gegeven motivering voor gevaar voor herhaling in strijd met goede procesorde.
Onduidelijkheid lasten onder dwangsom
15. Eiseres stelt dat de lasten in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel onduidelijk zijn geformuleerd. Anders dan lijkt te volgen uit de lasten is geen sprake van voortdurende overtredingen. De lasten dienen ter voorkoming van herhaling van overtredingen. Verweerder last daarom ten onrechte dat de overtredingen beëindigd moeten worden. Bovendien moet verweerder dan ook per overtreding motiveren waarom sprake is van gevaar voor herhaling. Verder stelt eiseres dat verweerder in strijd met artikel 5:32a, tweede lid, van de Awb een begunstigingstermijn heeft gesteld die eindigt op een datum vóór het bestreden besluit.
15.1Verweerder betwist dat de lasten onduidelijk zijn geformuleerd. Per last is benoemd hoeveel afval per jaar mag worden geaccepteerd dan wel gecomposteerd en welk voorschrift van de betreffende omgevingsvergunning aan de orde is. Daarnaast is ten aanzien van alle lasten de geconstateerde overschrijding van de toegestane maximale hoeveelheid afval vermeld. Verweerder heeft ook in elke last een duidelijke herstelmaatregel opgenomen. Daarmee heeft verweerder beoogd dat de geconstateerde overtredingen niet voortduren. Verder stelt verweerder dat met het stellen van de begunstigingstermijn op 31 december 2020 eiseres pas in 2021 dwangsommen kan verbeuren. Omdat eiseres per jaar een bepaalde hoeveelheid afval mag accepteren en composteren, kan pas na 31 december 2021 worden vastgesteld of over 2021 dwangsommen zijn verbeurd. Omdat het bestreden besluit van 18 maart 2021 dateert, heeft eiseres voldoende tijd gekregen om te voorkomen dat zij dwangsommen verbeurt.
15.2Naar het oordeel van de rechtbank zijn de lasten onduidelijk geformuleerd. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld hij beoogd heeft om een last op te leggen ter voorkoming van herhaling in 2021 van de in 2019 geconstateerde overtredingen. De lasten houden echter in dat eiseres de overtredingen uiterlijk 31 december 2020 dient te beëindigen. De manier waarop de lasten geformuleerd zijn suggereert dus, anders dan verweerder kennelijk bedoeld en onderbouwd heeft, dat sprake is voortdurende overtredingen die in 2020 beëindigd moeten worden. Ten tijde van het primaire en het bestreden besluit konden de geconstateerde overtredingen echter niet meer worden beëindigd, omdat het jaar 2019 inmiddels was verstreken. Bovendien zijn de lasten innerlijk tegenstrijdig, doordat enerzijds wordt medegedeeld dat eiseres (onder verbeurte van een dwangsom) de overtreding in 2020 moet beëindigen en anderzijds wordt medegedeeld dat de begunstigingstermijn voor de lasten afloopt op 31 december 2020 en eiseres ná die datum niet meer dan de voorgeschreven jaarvrachten mag accepteren en composteren. Overigens is het niet nodig om een begunstigingstermijn te stellen als het doel is om herhaling van een overtreding te voorkomen.3
15.3Ook is in het bestreden besluit niet gemotiveerd dat er gevaar is voor herhaling, terwijl een last ter voorkoming van herhaling van een eerdere overtreding uitsluitend kan worden opgelegd, indien een overtreding heeft plaatsgevonden en gevaar voor herhaling voor de hand ligt.4 Eerst ter zitting heeft verweerder toegelicht waarom sprake zou zijn van gevaar voor herhaling. Naar het oordeel van de rechtbank laat de goede procesorde deze late motivering niet toe. Eiseres is door het in dit late stadium naar voren brengen van deze motivering immers belemmerd om daarop adequaat te reageren. Verweerder had deze motivering eerder kunnen en moeten geven.
15.4De beroepsgrond slaagt.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:8793