Rb. Gelderland 12 februari 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:1140 – PAS-melders en handhaving: nog maar 8 van 828 zijn gelegaliseerd. Handhaving in belang PAS-melders omdat zij dan voorrang krijgen.

Print deze pagina

Het oordeel van de rechtbank

18. De rechtbank merkt allereerst op dat op de zittingen in de vele PAS-zaken die lopen bij de rechtbank duidelijk is geworden wat de emotionele gevolgen zijn van de onzekerheid waarin de PAS-melders en hun gezinnen nu al vijf jaar verkeren. Zij willen dat deze handhavingsprocedure en de onzekerheid over legalisatie eindelijk tot een einde komt.

De rechtbank begrijpt echter ook de wens vanuit de natuurorganisaties die willen dat de stikstofdepositie op kwetsbare Natura 2000-gebieden wordt verminderd en dat de minister en de provincie ruim vijf jaar na de PAS-uitspraak maatregelen nemen om de stikstofdepositie te verminderen.

De rechtbank zal in deze zaak niet overgaan tot finale geschilbeslechting, wat betekent dat de handhavingszaak en daarmee de onzekerheid helaas nog voort zullen duren. De rechtbank legt hierna uit waarom hij deze handhavingszaak niet finaal zal beslechten.

19. In deze zaak speelt de bijzondere situatie dat het college tijdelijk van handhaving af wil zien tot medio 2025. Deze datum vloeit voort uit het legalisatietraject. In de Wnb7 en in de opvolger van de Wnb sinds 1 januari 2024, de Omgevingswet8, staat namelijk dat de wetgever het voornemen heeft om PAS-melders te legaliseren. Daarvoor stelt de minister een programma vast met maatregelen om de gevolgen van de stikstofdepositie van de PAS-melders te mitigeren of compenseren.9 De maatregelen in dat programma worden binnen drie jaar na vaststelling van dat programma uitgevoerd.10

Op 28 februari 2022 is het Legalisatieprogramma PAS-meldingen vastgesteld. Dit legalisatieprogramma komt er kort samengevat op neer dat stikstofdepositie wordt verminderd door het beëindigen van veehouderijen elders. Daarvoor zijn (onder meer) de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv), de Regeling provinciale aanpak veehouderijen nabij natuurgebieden (Rpav) en de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) opgezet.11 70 % van deze depositieruimte die vrijkomt door deze bronmaatregelen wordt opgenomen in een stikstofregistratiesysteem dat in beheer is bij de minister (het AERIUS-register).12 De vrijkomende depositieruimte kan worden gebruikt om een natuurvergunning te kunnen verlenen aan de PAS-melders, maar deze kan ook worden gebruikt voor woning- en wegenbouwprojecten.13

De wetgever heeft zichzelf dus een termijn tot 28 februari 2025 gesteld om de maatregelen uit te voeren. Volgens het legalisatieprogramma zullen de laatste PAS-melders naar verwachting uiterlijk medio 2025 geïnformeerd worden over het aanvragen van de natuurvergunning.

20. In deze zaak heeft het college aangegeven dat de veehouderij de eerste stappen binnen het legalisatieprogramma heeft doorlopen. Dit betekent dat zij een aanvraag hebben gedaan, gegevens hebben aangeleverd en die gegevens zijn geverifieerd.14 Als er depositieruimte beschikbaar is, dan komt de veehouderij daar dus voor in aanmerking.

21. De rechtbank heeft het college op de zitting gevraagd hoe het staat met de voortgang van het legalisatieprogramma voor de veehouderij. Ten tijde van de zitting waren immers nog maar drie maanden resterend van de legalisatietermijn van drie jaar en ook op dat moment zou er al inzicht moeten zijn of er sprake is van beëindiging van veehouderijen in de buurt van de PAS-melder, en daarmee van depositieruimte om de veehouderij te kunnen legaliseren. Eisers gaven daarbij op de zitting aan dat de minister van plan is de termijn van het legalisatieprogramma te verlengen tot na medio 2025.

Het college heeft op de zitting echter geen informatie kunnen verschaffen over de voortgang van het legalisatietraject en slechts aangegeven dat het college bezig is met legalisatie. Het college heeft op de zitting ook aangegeven dat hij – anders dan bijvoorbeeld de provincie Overijssel of Limburg – geen aanvullende provinciale maatregelen heeft getroffen om te voorzien in extra depositieruimte. Volgens het college heeft de minister de leiding in het legalisatieprogramma en heeft hij van de minister geen ander bericht ontvangen dan dat legalisatie medio 2025 mogelijk is.

22. Een dag na de zitting heeft de rechtbank uit de media vernomen dat het legalisatieprogramma wordt verlengd met een periode van 3 jaar. In de kamerbrief van de minister van 28 november 2024 staat dat daarvoor op korte termijn een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.15

23. De rechtbank acht het gelet op de onduidelijkheid over de voortgang van het legalisatietraject voor de veehouderij en de mededelingen vanuit de minister niet aannemelijk dat medio 2025 het legalisatietraject gestart zal zijn. Uit de kamerbrief blijkt immers dat bijna drie jaar na de start van het legalisatieprogramma slechts 8 PAS-melders een natuurvergunning hebben en dat 828 PAS-melders voldoen aan de criteria, maar wachten op een oplossing. Daarnaast is gebleken dat de provincie Gelderland – anders dan bijvoorbeeld de provincies Overijssel of Limburg – geen aanvullende provinciale maatregelen treft.

Als de rechtbank de rechtsgevolgen in stand zou laten, dan zal het handhavingstraject na 1 juli 2025 waarschijnlijk weer van voren af aan beginnen met een nieuw handhavingsverzoek. Het geschil wordt dus niet definitief beslecht. De tijdelijke geschilbeslechting is daarnaast niet alleen voor eisers nadelig, maar ook voor de veehouderij zelf. In artikel 17a.15 van de Omgevingsregeling staat namelijk dat het college bij het reserveren van stikstofdepositieruimte voor gemelde PAS-projecten voorrang geeft aan projecten ten aanzien waarvan het een handhavingsverzoek heeft ontvangen. Het eindigen van de handhavingsprocedure zou daarom tot de situatie leiden dat de PAS-melders hun voorrangspositie verliezen, waardoor legalisatie (nog) langer op zich zal laten wachten.

De rechtbank zal daarom niet overgaan tot finale geschilbeslechting en dus ook niet ingaan op een inhoudelijke beoordeling van de nadere motivering van het college en het ecologisch rapport. De rechtbank draag het college op om een nieuw besluit te nemen. In dit nieuwe besluit dient het college de (aanvullende) beroepsgronden die eisers in de procedure bij de rechtbank hebben aangevoerd te betrekken.

De rechtbank stelt voor dit nieuwe besluit een termijn tot uiterlijk 1 juli 2025. De rechtbank heeft voor deze termijn gekozen, en niet voor een kortere termijn waar eisers om hebben verzocht, omdat er op 1 juli 2025 meer duidelijkheid zou moeten zijn over de stand van zaken van het legalisatieprogramma en of legalisatie van de veehouderij daadwerkelijk in gang is gezet. Het college kan die voortgang dan in het nieuwe besluit betrekken en de motivering van het besluit daarop aanpassen.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBGEL:2025:1140

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *