Rb. Gelderland 12 oktober 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:5621 – dwangsom hoger dan beleidsregel voorschrijft gaat onderuit. Feit dat overtreder in dit geval meer verdient met de overtreding onvoldoende reden om af te wijken van beleidsregel.
Is de opgelegde dwangsom te hoog?
17. Eiseres betoogt dat volgens het beleid3 een maximum dwangsom van toepassing is van € 7.500,-. Dit is reeds het maximum gerelateerd aan de aard en ernst van de overtreding. Door het college wordt niet gemotiveerd waarom hiervan wordt afgeweken. De dwangsom is daarom € 2.500,- te hoog.
18. Het college heeft toegelicht dat onder bijzondere omstandigheden in individuele gevallen kan worden afgeweken van het beleid, hetgeen in dit geval is gebeurd. De volgens het beleid maximaal te verbeuren dwangsom staat niet in verhouding tot de omvang van het bedrijf en de ernst van de activiteiten. Om te bereiken dat eiseres aan de last voldoet, stemt het college de hoogte van het bedrag mede af op het financiële voordeel dat eiseres kan behalen door in plaats van aan de last te voldoen en elders bedrijfshallen te huren, de dwangsommen te betalen. De huurprijs van een bedrijfshal tussen de 800 en 1.000 m² ligt volgens het college rond de € 4.000,- per maand. Omdat de huidige strijdige activiteiten in beide bedrijfshallen plaatsvinden en buiten deze bedrijfshallen opslag ten behoeve van die activiteiten plaatsvindt, vindt het college het redelijk om aan te nemen dat er op een andere locatie ongeveer eenzelfde oppervlak aan bedrijfsruimte moet worden gehuurd. Daarom stelt het college de dwangsom vast op twee maal € 4.000,- vermeerderd met 25%. Hierin wordt meegewogen dat het om twee bedrijfshallen gaat waar de strijdige activiteiten worden ontplooid, sprake is van meerdere personeelsleden en geluidsoverlast voor omwonenden.
19. De voorzieningenrechter overweegt dat volgens vaste jurisprudentie de hoogte van de dwangsom in een redelijke verhouding moet staan tot enerzijds de zwaarte van het door de overtreding geschonden belang en anderzijds de beoogde effectieve werking van de dwangsomoplegging. De last onder dwangsom is er immers op gericht de overtreder ertoe te bewegen vóór het einde van de begunstigingstermijn zelf een einde aan de illegale situatie te maken.4
In het Uitvoeringsprogramma is opgenomen: “Dit document gebruiken wij als leidraad voor de hoogtes van dwangsommen en de duur van begunstigingstermijnen. Soms moeten wij hiervan afwijken. In dat geval geldt er een hardheidsclausule. Dit houdt in dat dit document het uitgangspunt is, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het met de handhaving te dienen doelen. Bij afwijking van dit document dient de hoogte van het bedrag en de termijn gemotiveerd te worden vastgesteld.” De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college in dit geval niet toereikend heeft gemotiveerd waarom het is afgeweken van het beleid. Het college heeft namelijk niet gemotiveerd dat het opleggen van een maximale dwangsom van € 7.500,- in dit geval zal leiden tot gevolgen die wegens bijzondere omstandigheden voor één of meer belanghebbenden onevenredig zouden zijn. De stelling dat van een dwangsom van € 7.500,- voor eiseres mogelijk een onvoldoende prikkel zal uitgaan om de overtreding te beëindigen, is daarvoor niet voldoende, omdat het college volgens het Uitvoeringsprogramma de mogelijkheid heeft een nieuwe last onder dwangsom op te leggen met een hoger bedrag of bestuursdwang toe te passen als de opgelegde last niet het gewenste effect heeft.5
Het betoog slaagt.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBGEL:2023:5621