Rb. Limburg 2 september 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:5934 – handhavend optreden tegen ‘onnodig blokkeren’ onevenredig omdat vrachtwagen moet kunnen lossen.

15. In artikel 5.9, eerste lid van de APV is bepaald dat het verboden is een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.

Artikel 5.9, tweede lid, van de APV bepaalt dat het in het eerste lid gestelde verbod niet geldt gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

15.1.Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Handhavend optreden kan onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.

15.2.De rechtbank stelt vast dat de gemeentelijke toezichthouder en buitengewone opsporingsambtenaren in een tijdsperiode van drie maanden meerdere controles heeft uitgevoerd, waarbij gekeken is naar de omvang van de voertuigen en is gecontroleerd of de voertuigen niet langer ter plaatse bleven staan dan absoluut noodzakelijk voor het uitvoeren van de laad- en losactiviteiten. Van deze controles zijn rapportages opgesteld die als bijlagen bij het primaire besluit zijn gevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze controles, gelet op het aantal, de verschillende dagen en de verschillende tijdstippen, deugdelijk en representatief. Tevens zijn de controle- en mutatierapporten ondertekend. Gelet hierop heeft verweerder de controle- en mutatierapporten aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen. Tijdens deze controles is twee maal op een dinsdagochtend geconstateerd dat een meelwagen, zijnde een voertuig met een lengte van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, een aantal minuten langer ter plekke stond dan nodig was om te laden en lossen. Dat verweerder geen controle overdag heeft laten doen naar de verkeershinder volgt de rechtbank niet, omdat de controles hebben plaatsgevonden tussen 07:30 uur en 16:30 uur.

15.3.Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op juiste gronden op het standpunt gesteld dat, hoewel een paar keer een overtreding van de APV is geconstateerd, handhavend optreden in dit geval onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat verweerder op juiste gronden heeft overwogen dat het beeld over de gehele week is gecontroleerd, dat daaruit volgt dat de situatie in de straat rustig is, de meelwagen maar éénmaal per week meel komt lossen voor de duur van circa vijftien tot maximaal dertig minuten en de overtreding slechts twee keer gedurende een korte duur heeft plaatsgevonden, terwijl het laden en lossen voor de derde-partij noodzakelijk is voor de voortzetting van haar bedrijfsactiviteiten en zij ter plekke haar bedrijf in de vorm van een bakkerij mag voeren. Verweerder heeft daarbij betrokken dat de oprit van eiser kortstondig deels geblokkeerd is geweest en heeft daartoe overwogen dat onder onnodig blokkeren uitdrukkelijk niet het laden en lossen wordt verstaan. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBLIM:2024:5934