Rb. Midden-Nederland 14 maart 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:1568 – HH-verzoek tegen illegale hoogspanningsmasten mocht worden afgewezen gelet op belangen in stand houden stroomvoorziening.

15. Voor de verdere beoordeling van deze zaak is van belang dat tussen partijen niet meer in geschil is dat de hoogspanningsmasten illegaal zijn, omdat een omgevingsvergunning ontbreekt. Dit betekent dat er sprake is van een overtreding die bestaat uit het in stand laten van een illegaal gebouwd bouwwerk.7 Het college is daarom bevoegd om daartegen handhavend op te treden.

16. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

17. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank stelt vast, dat geen sprake is van concreet zicht op legalisatie omdat op dit moment geen aanvraag om een omgevingsvergunning voor de hoogspanningsmasten is ingediend.

[….]

De belangenafweging

34. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college met de nadere onderbouwing voldoende inzichtelijk gemaakt welke belangen hij heeft betrokken bij zijn standpunt dat handhaving onevenredig is en hoe hij deze belangen heeft gewogen. Het college heeft bij zijn belangenafweging de gezondheid van eisers en andere omwonenden betrokken. Daartegenover heeft hij het algemeen belang betrokken van een betrouwbare en constante elektriciteitslevering en tot slot heeft hij de financiële belangen van TenneT bij zijn beoordeling betrokken. De uitkomst van de belangenafweging is dat het college het belang van een betrouwbare en constante elektriciteitsvoorziening zwaarder laat wegen dan de belangen van eisers en dat hij daarom handhaving met betrekking tot de hoogspanningsmasten onevenredig vindt in verhouding tot de belangen van eisers. Bij de weging van de belangen kon het college naar het oordeel van de rechtbank als uitgangspunt nemen dat er geen oorzakelijk verband is tussen gezondheidsschade en de blootstelling aan magneetvelden. Met betrekking tot de beperkte bedrijfsmogelijkheden mocht het college betrekken dat eisers niet zijn opgekomen tegen een eerdere wijziging van het bestemmingsplan, waar die beperkingen uit voortkomen. Gelet hierop heeft het college in redelijkheid een zwaarder belang mogen toekennen aan de leveringszekerheid van elektriciteit in Nederland. Dit betekent dat het college naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid heeft kunnen afzien van handhaving omdat dat onevenredig is. De rechtsgevolgen van het primaire besluit blijven daarom in stand.