Rb. Midden-Nederland 22 november 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:6305 – mag dierenverblijf als welness worden gebruikt? Ja, want oude bestemming was woondoeleinden en in omgevingsvergunning voor bouwen staat niets over beperking gebruik bouwwerk.
Het dierenverblijf
Last en het verwijt
6. Ten aanzien van het dierenverblijf is de volgende last opgelegd: “Het strijdige gebruik van bijgebouw 2 als sauna te beëindigen en beëindigd te houden door alle sauna faciliteiten te verwijderen en het bijgebouw in overeenstemming met de in 1999 verleende vergunning voor een dierenverblijf.” Het college verwijt eiseres te handelen in strijd met de in 1999 verleende vergunning omdat het bouwwerk is vergund als dierenverblijf en niet als wellness. Bovendien is het gebruik als wellness in strijd met de bestemming uit het huidige bestemmingsplan.
6.1.
Eiseres stelt dat geen sprake is van strijd met de vergunning uit 1999 omdat al bij de bouw een wellness in het bijgebouw is gebouwd en dat bovendien de wellness ook wordt gebruikt als onderkomen voor haar Alpaca’s.
6.2.
De rechtbank begrijpt dit standpunt van eiseres onder meer als een beroep op het overgangsrecht.
6.3.
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een overtreding van de vergunning uit 1999, dan wel of eiseres een beroep op het overgangsrecht toekomt is van belang om vast te stellen wat voor gebruik toen op basis van het toen geldende bestemmingsplan mogelijk was. Om deze reden heeft de rechtbank in haar zittingsagenda2 het college gevraagd welke doelbestemming de grond had waarop in 1999 het dierenverblijf is vergund.
6.3.
Het college heeft ter zitting deze vraag van de rechtbank niet goed kunnen beantwoorden. Het college stelt dat het perceel daar waar nu het dierenverblijf staat toen de bestemming ‘natuur’ had. Op vragen van de rechtbank waar dit dan uit volgt werd verwezen naar de plankaart en gesteld dat het dierenverblijf op het perceel met kadastraal nummer [kadastraal nummer 1] staat en dat daarom per definitie sprake is van de bestemming ‘natuur.’ De rechtbank heeft echter concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan deze conclusie van het college. Dit omdat op de plankaart niet te zien is waar het dierenverblijf staat (op [kadastraal nummer 1] of [kadastraal nummer 2] ) en de stukken bij de in 1999 verleende vergunning juist vermelden dat ter plaatse van het dierenverblijf de bestemming ‘woondoeleinden’ gold. De rechtbank wijst hiervoor op het volgende:
– op pagina 2 van de ‘Toetsing aanvraag bouwvergunning’3 staat: “Het bouwplan ligt in het bestemmingsplan Buitengebied II. De bestemming is woondoeleinden. Het bouwplan betreft een uitbreiding aan de voor en zijkant van de woning en het plaatsen van een dierenverblijf,”
– op de vergunningsaanvraag staat dat de aanvraag is gedaan voor het perceel met kadastraal nummer [kadastraal nummer 2] ,4
– uit de legenda bij het oude bestemmingsplan volgt dat op het gehele perceel met kadastraal nummer [kadastraal nummer 2] en op een deel van het perceel [kadastraal nummer 1] de bestemming ‘woondoeleinden’ zat; op de plankaart is het gedeelte van het perceel tot aan het begin van de watergang (aan de achterzijde van het perceel) gemarkeerd met de bestemming ‘woondoeleinden.’
6.4.
De rechtbank acht het op basis van het voorgaande aannemelijk dat ter plaatse van het dierenverblijf de oude bestemming ‘woondoeleinden’ was. Op basis van de regels uit dat oude bestemmingsplan zou het gebruiken van het dierenverblijf als wellness niet in strijd zijn geweest met dat oude bestemmingsplan.5 Eiseres heeft met de verklaringen van de metselaar van het dierenverblijf de heer [B] , een buurtbewoner [C] en [D] en de gebruikshandleiding van de Whirpool uit 2000 ook aannemelijk gemaakt dat het dierenverblijf al bij aanvang (en dus ook ruim voor inwerkingtreding van het huidige bestemmingsplan) werd gebruikt als wellness.
6.5.
Dat het bijgebouw op de aanvraag en de vergunning “dierenverblijf” genoemd wordt, maakt voor de rechtbank niet dat het bijgebouw ook enkel als dierenverblijf mag worden gebruikt. Als dit een voorwaarde was geweest, dan had dit uit de vergunning, dan wel het toen geldende bestemmingsplan, moeten volgen. Daarvan is geen sprake.
6.6.
Uit het voorgaande volgt dat niet is gebleken van handelen in strijd met de vergunning uit 1999 en dat eiseres zich met recht op het overgangsrecht kan beroepen. 6 Er is dan ook ten aanzien van het gebruik van het dierenverblijf geen sprake van een overtreding. Deze beroepsgrond slaagt ook.
6.7.
Gelet hierop komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de overige beroepsgronden ten aanzien van het gebruik van het dierenverblijf. Derde-partijen hebben aangevoerd dat het hen vooral stoort dat het betreffende perceel (en de wellness) gebruikt wordt voor commerciële doeleinden. Ten aanzien daarvan merkt de rechtbank op dat het commerciële gebruik van het perceel weliswaar is benoemd in de brief waarin de last onder dwangsom aan eiseres is medegedeeld, maar dat de last niet specifiek ook ziet op het beëindigen van dit gebruik. De rechtbank geeft daarover daarom geen oordeel in deze zaak.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBMNE:2023:6305