Rb. Noord-Nederland 21 juni 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:2382 – HHverzoek afgewezen onder verwijzing naar waarschuwingsbrief nav ander HHverzoek. Het enkele feit dat BO een besluit heeft genomen op een eerder ingediend HHverzoek van een andere maakt niet dat het college geen onderzoek moet doen naar vraag of er nu wel een overtreding is.

Afwijzing verzoek om handhaving

7. Eiseres stelt – samengevat – dat het college niet heeft aangetoond dat er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel over bestaat dat de voorzetting van de activiteiten geen schadelijke gevolgen heeft voor beschermde habitats in de beschermingszones. Uit het bestreden besluit blijkt dat er sprake is van twijfel en dat de vereiste wetenschappelijke zekerheid niet wordt behaald. Eiseres stelt dat bij een kennisgebrek het college juist zou moeten handhaven om een einde te maken aan de overtreding.

8. Het college heeft het handhavingsverzoek van eiseres afgewezen onder verwijzing naar de waarschuwing die het college aan het bedrijf heeft gegeven naar aanleiding van het handhavingsverzoek van Milieudefensie. Het college heeft daarbij de Landelijke Handhavingsstrategie toegepast en heeft de teler in staat gesteld om middels een ecologische voortoets aan te tonen of de betreffende activiteit al dan niet vergunningplichtig is. Uit de door de teler uit te voeren voortoets kan blijken dat een passende beoordeling moet worden opgesteld maar ook kan blijken dat significante effecten op voorhand uitgesloten zijn.

8.1.De rechtbank overweegt dat het bestuursorgaan, als wordt verzocht om het toepassen van bestuurlijke handhavingsmiddelen, moet vaststellen of zich een overtreding voordoet ter zake waarvan hij bevoegd is handhavend op te treden.2 De rechtbank kan dan aan de hand van de beroepsgronden beoordelen of het college een juiste beoordeling heeft gemaakt. Daarvoor moet wel eerst duidelijk zijn of het college vindt dat sprake is van een overtreding en zo ja, welke overtreding dat dan is.

8.1.1.De rechtbank stelt vast dat het college in het primaire besluit van 12 november 2021 het verzoek om handhaving heeft afgewezen onder verwijzing naar de waarschuwing die is gegeven in een handhavingstraject dat is gestart vanwege een handhavingsverzoek dat is gedaan door Milieudefensie. Aan het besluit ligt geen nader onderzoek ten grondslag naar de situatie waar het verzoek van eiseres over gaat. In het bestreden besluit van 31 mei 2022 blijft het college, onder verwijzing naar het advies van de commissie rechtsbescherming, bij dit standpunt maar overweegt het college anderzijds ook dat het college in de (hoger) beroepszaak over de andere zaak heeft aangevoerd dat lelieteelt geen afzonderlijk project is waardoor geen sprake is van een overtreding. Op de zitting heeft het college bevestigd dat er naar aanleiding van het verzoek om handhaving van eiseres, geen inhoudelijke beoordeling heeft plaats gevonden van de vraag of er sprake is van een overtreding maar dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt dat er al een waarschuwing was gegeven naar aanleiding van het verzoek van Milieudefensie.

8.1.2.De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat het college een besluit heeft genomen op een eerder ingediend verzoek om handhaving door een andere partij, nog daargelaten de vraag of het verzoek van eiseres ziet op dezelfde overtreding als het eerdere verzoek, het college niet ontslaat van de verplichting om naar aanleiding van het verzoek van eiseres, op basis van feiten en omstandigheden die zich op dat moment voordoen, (opnieuw) vast te stellen of zich een overtreding voordoet ter zake waarvan hij bevoegd is handhavend op te treden. Van een situatie als bedoeld in artikel 4:6 (herhaalde aanvraag) of artikel 5:6 (geen dubbele herstelsancties) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is in dit geval geen sprake. Het college was dan ook gehouden het verzoek van eiseres inhoudelijk te beoordelen. Dat is ten onrechte niet gebeurd. Door naar aanleiding van het verzoek van eiseres geen standpunt in te nemen of al dan niet sprake is van een overtreding, gaat het college voorbij aan de bepalingen uit de Awb en de rechtspraak over de behandeling van verzoeken van een belanghebbende om een handhavingsbesluit te nemen.

8.1.3.Naast het feit dat het college in het bestreden besluit niet de vraag beantwoord of er sprake is van een overtreding, heeft het college in het bestreden besluit ook niet gemotiveerd waarom het college in de waarschuwing die is gedaan op 19 augustus 2021 ten tijde van het bestreden besluit nog steeds aanleiding heeft gezien om het verzoek om handhaving af te wijzen. Ten tijde van het primaire besluit (12 november 2021) was de termijn die in de waarschuwingsbrief aan het bedrijf gegeven was al geruime tijd verstreken. Het college heeft op de zitting gesteld dat op verzoek van het bedrijf de termijn uit de waarschuwingsbrief is verlengd en de termijn ten tijde van het primaire besluit nog liep. Het college heeft daarvan echter geen documentatie overgelegd en het college kon op de zitting ook niet aangeven of de termijn uit de waarschuwing op het moment van het bestreden besluit nog liep.

8.1.4.

De rechtbank is, gelet op het voorgaande van oordeel dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en in strijd met artikel 7:12 van de Awb is genomen. Om die reden is het beroep van eiseres gegrond en gaat de rechtbank over tot vernietiging van het bestreden besluit. Het college moet in een nieuw te nemen besluit vaststellen of sprake is van een overtreding en of het college handhavend zal optreden of dat er bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan het college af kan zien van handhavend optreden.

Omdat het beroep gelet op het voorgaande al gegrond is en het college alsnog een beoordeling moet maken of sprake is van een overtreding, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van de overige door eiseres aangevoerde beroepsgronden.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBNNE:2024:2382