Rb. Noord-Nederland 26 september 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:3935 – niet feitelijk controleren geluidsniveau windturbine, maar enkel rekenkundig beoordelen aan de hand van productspecificaties uit 1997 = onvoldoende onderzoek om HH-verzoek af te wijzen.
6. Tussen partijen is alleen in geschil of het college op deugdelijke wijze heeft gecontroleerd of derde-partij voldoet aan de norm. De norm zelf staat niet ter discussie. Voor een goed begrip van de uitspraak merkt de rechtbank op dat het windturbinepark sinds 1 januari 2011 onder de werking van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) valt. Sinds de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 juni 20212 geldt de norm van 47 Lden en 41 dB Lnight op de gevel van gevoelige gebouwen uit artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit, niet meer rechtstreeks voor windturbineparken. Het college heeft die maximale waarden van 47 Lden en 41 dB Lnight op de gevel van gevoelige gebouwen, wel gehanteerd bij de invulling van de zorgplicht uit artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit ten aanzien van een aanvaardbaar geluidhinderniveau.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat het college bij de beoordeling van zijn verzoek om handhaving, niet gebonden is aan het driestappenplan van de RVO. Dat is geen wettelijk voorgeschreven methodiek.
Als een belanghebbende aan het bevoegd gezag vraagt om handhavend op te treden jegens een derde, ligt het op de weg van die belanghebbende om enigszins aannemelijk te maken dat de derde tegen wie handhavend optreden gevraagd wordt, een overtreding begaat of heeft begaan. Het is vervolgens aan het bevoegd gezag om te onderzoeken of er inderdaad sprake is van een overtreding. Een besluit op een verzoek om handhaving moet zorgvuldig worden voorbereid en vergt zorgvuldig onderzoek naar de feiten. Daarbij is vereist dat het aantal controles representatief is en dat de wijze van toezichthouden die door een bestuursorgaan wordt gekozen, deugdelijk is3.
6.2.
Eiser heeft verzocht om handhaving en daarbij een overzicht overgelegd van geluidsmetingen die door hem zijn gedaan bij zijn woning in de periode van 26 augustus 2020 tot en met 30 december 2020. Hij heeft in het overzicht het tijdstip van de waarneming, de gemeten geluidssterkte, de windsnelheid en de windrichting genoteerd. De door eiser gemeten waarden variëren van 48 tot 82 dB.
Daarmee heeft eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake zou kunnen zijn van een overtreding en daarmee het college voldoende aanknopingspunten geboden om nader onderzoek te doen.
6.3.
De rechtbank overweegt dat het college na ontvangst van het verzoek om handhaving, een controlebezoek heeft uitgevoerd bij derde-partij en bij derde-partij de gegevens heeft opgevraagd over de emissieterm LE over het kalenderjaar 2020. De emissieterm is het jaargemiddelde geluidsvermogen dat door een windturbine wordt uitgestraald per octaafband i per beoordelingsperiode.
In het door derde-partij overgelegde rapport van LBP/SIGHT, is de emissieterm LE voor 2020 berekend op 96 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode. Aan de hand van die emissieterm LE is de geluidoverdracht naar de woningen in de omgeving berekend. Bij alle in de berekening opgenomen woningen is een geluidniveau lager dan 47 Lden en 41 dB Lnight berekend. Eisers woning is niet in de berekening opgenomen maar omdat bij nabijgelegen woningen ruim voldaan kan worden, heeft het college de conclusie getrokken dat ook bij de woning van eiser kan worden voldaan.
In het rapport heeft LBP/SIGHT gerekend met de geluidsspecificaties voor dit type windturbines afkomstig uit een rapport uit 1997. Het college en derde-partij hebben op de zitting aangegeven niet zeker te weten of het bronvermogen van een windturbine tijdens de levensduur van een windturbine gelijk blijft of wijzigt. Zij gaan ervan uit dat met goed onderhoud, de kans op toename van het bronvermogen klein is. Ten aanzien van het onderhoud gaat het college uit van de verklaringen van derde-partij dat er regulier onderhoud wordt gepleegd. Het college heeft geen informatie aan de rechtbank overgelegd waaruit het onderhoud van de windturbines blijkt.
Het college heeft op de zitting toegelicht dat het uitvoeren van metingen van het brongeluid bij een windturbine vrijwel onmogelijk is omdat metingen moeten plaatsvinden bij bepaalde weersomstandigheden en de andere windturbines uit moeten worden gezet om stoorgeluid te voorkomen.
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat het college, gelet op de bevindingen van eiser en de leeftijd van de windturbines, niet heeft kunnen volstaan met het enkele berekenen van geluidwaarden. De rechtbank acht de kans aanwezig dat windturbines na ruim 20 jaar gebruik, een ander geluidsniveau produceren dan in de specificatie van vóór de ingebruikname is opgenomen. Het meten van het brongeluid van een windturbine is wellicht lastig, maar het college had door het uitvoeren van een meting aan de gevel van eiser, een indicatie kunnen krijgen van de juistheid van de door LBP/SIGHT berekende aannames en de door eiser gemeten waarden.
Door in het geheel geen geluidmetingen te verrichten, is het besluit van 25 november 2021 onzorgvuldig voorbereid. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Deze beroepsgrond van eiser slaagt.