Rb. Oost-Brabant 25 mei 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:2436 – Last tot opheffen van overtreding niet evenredig – BO had moeten volstaan met het gelasten van het gedeeltelijk opheffen van de overtreding in dit geval.
4.6
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
4.7
De voorzieningenrechter stelt vast dat het college eiseres gelast de overtreding van artikel 5 van het Beh te beëindigen en beëindigd te houden. Het college hoeft hierbij geen uitputtende lijst van concrete maatregelen te geven om aan de derde last te voldoen en heeft dat ook niet gedaan. Het college zal echter wel moeten nagaan of het opleggen van de last zelf evenredig is en zal hierbij vooral moeten kijken naar het doel van het Beh en de vraag of het echt nodig is in het licht van dit doel om de gewraakte last op te leggen.
4.8
Het doel van het Beh is het voorkomen van een te hoge ammoniakuitstoot. Dit doel wordt bereikt door dierenverblijven waarin dieren worden gehouden uit te rusten met huisvestingssystemen. Het doel kan ook worden bereikt door in stallen geen dieren te houden en te zorgen dat er geen ammoniak uit de stallen wordt uitgestoten, ook niet uit putten of mestkelders onder die stallen. Geen dieren en mest, dan ook geen ammoniakuitstoot. Weliswaar is de overtreding dan mogelijkerwijs niet beëindigd (de dierplaatsen zijn er nog) maar er vindt geen ammoniakuitstoot plaats vanuit deze oude stallen. Dan heeft de overtreding van het Beh geen nadelige gevolgen voor het milieu.
4.9
Het college heeft in het bestreden besluit onvoldoende gekeken of met een minder verstrekkende last hetzelfde resultaat had kunnen worden bereikt als in het bestreden besluit. Met andere woorden, het college heeft niet onderzocht of het nodig was om te gelasten de strijd met het Beh volledig op te heffen door modernisering van de betreffende stallen. Bij gebrek aan een goed onderzoek heeft het college in het bestreden besluit niet gemotiveerd of de last wel evenredig is in verhouding tot het doel van het Beh. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat eiseres ook in de bezwaarfase voorstellen had gedaan. Het bestreden besluit is in zoverre onvoldoende gemotiveerd.
4.10
De voorzieningenrechter stelt verder vast dat stal 4, 2.2 en 2.3 afgescheiden stallen zijn en de voorzieningenrechter gaat er van uit dat de mestkelders onder deze stallen niet in verbinding staan met de mestkelders onder stal 2.1 of andere stallen. Ook de voorzieningenrechter kan niet vaststellen welk deel van stal 1 wordt leeg gezet en of de hieronder liggende put of mestkelder met de andere putten of mestkelders van stal 1 in verbinding staat. De voorzieningenrechter kan niet beoordelen of, als deze maatregelen zijn getroffen, de overige stallen voldoen aan het Beh. De voorzieningenrechter is wel van oordeel dat het college meer aandacht had moeten besteden aan het voorstel van eiseres en zo nodig aanvullende eisen had moeten stellen. Bovendien had het college inzichtelijk moeten maken of de nadelige gevolgen voor het milieu door middel van het voorstel van eiseres aanvaardbaar zijn. Nu weet de voorzieningenrechter het nog steeds niet en ziet hij in de reactie van het college op het voorstel geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBOBR:2023:2436