Rb. Oost-Brabant 9 oktober 2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:4915 – afwijzing verzoek om in te vorderen is ook een invorderingsbeschikking.

De rechtbank stelt vast dat verweerder op 8 en 9 mei 2019 en op 16 augustus 2019 heeft gecontroleerd of wordt voldaan aan de opgelegde last onder dwangsom. Eisers hebben op 11 juli 2019 een verzoek tot invordering ingediend, nadat zij beroep tegen het bestreden besluit hadden ingesteld. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen bij besluit van 4 november 2019, omdat er volgens verweerder geen overtredingen zijn geconstateerd. Dit besluit is een invorderingsbeschikking als bedoeld in artikel 5:37 van de Awb. Het beroep van eisers heeft mede betrekking op deze invorderingsbeschikking ingevolge artikel 5:39 van de Awb. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 10 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2354. In rechtsoverweging 7 van deze uitspraak overwoog de Afdeling dat artikel 5:39, eerste lid, van de Awb ook toepassing vindt in de gevallen dat het college niet besluit om tot invordering over te gaan of dat weigert. Dat verweerder inmiddels al heeft besloten op het bezwaar van eisers tegen de invorderingsbeschikking, heeft niet tot gevolg dat de rechtbank onbevoegd is te oordelen over het van rechtswege ontstane beroep tegen de invorderingsbeschikking. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 20/2707.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOBR:2020:4915