Rb. Overijssel 21 juli 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:2854 – Tweede hh-verzoek is ruimer, dus geen herhaald hh-verzoek (en geen toepassing 4:6 Awb).
Kon verweerder het handhavingsverzoek afwijzen onder verwijzing naar zijn besluit tot afwijzing van het eerdere handhavingsverzoek?
5. Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder hun handhavingsverzoek ten onrechte heeft afgewezen onder verwijzing naar het besluit van 28 mei 2015 tot afwijzing van hun eerdere handhavingsverzoek van 2 april 2015.
5.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het handhavingsverzoek terecht is afgewezen onder verwijzing naar de motivering van het besluit van 28 mei 2015. Volgens verweerder zijn het bedrijf en de bedrijfsvoering sindsdien niet substantieel gewijzigd. Daarom is het volgens verweerder aannemelijk dat de akoestische gevolgen voor de omgeving sindsdien evenmin zijn veranderd. Verweerder is van mening dat ook geen sprake is van andere gewijzigde feiten of omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de omgeving. Daarom is volgens verweerder sprake van een herhaald verzoek in de zin van artikel 4:6 van de Awb.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6, eerste lid, van de Awb. Daarom mocht verweerder het handhavingsverzoek niet afwijzen onder verwijzing naar zijn besluit van 28 mei 2015. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
5.2.1.
Op grond van artikel 4:6, eerste lid, van de Awb is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, als na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan. Op grond van het tweede lid kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking, als geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld. Een handhavingsverzoek is een aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Awb.
5.2.2.
Eisers hebben verweerder op 2 april 2015 verzocht om handhavend op te treden tegen de onveilige situatie en de extra geluidsoverlast die wordt ondervonden door het storten van materialen tegen de keerwanden op het terrein van het bedrijf. In het besluit van 28 mei 2015 heeft verweerder dit handhavingsverzoek afgewezen. Eisers hebben daartegen geen bezwaar gemaakt. Daarom is dit besluit onherroepelijk en staat het in rechte vast.
5.2.3.
In het verzoek van 4 juli 2019, waar het in deze zaak om gaat, hebben eisers verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen de geluidshinder die zij ervaren van de activiteiten van het bedrijf. Zij hebben daarbij onder meer gewezen op het geluid van het verplaatsen van containers op het terrein van het bedrijf en het verkeersgeluid dat verband houdt met het bedrijf. Ook hebben zij verweerder verzocht onafhankelijk geluidsonderzoek te laten verrichten en geluidsmetingen uit te voeren aan de gevel van hun woning.
5.2.4.
De rechtbank is van oordeel dat het handhavingsverzoek van 4 juli 2019 niet overeenkomt met het eerdere handhavingsverzoek van 2 april 2015. Het verzoek van 2 april 2015 is specifiek gericht op het storten van metalen tegen de keerwand, terwijl het verzoek van 4 juli 2019 een ruimere strekking heeft. Dit laatste verzoek ziet ook op de geluidsoverlast die wordt ondervonden vanuit de onderneming, waaronder de geluidsoverlast die wordt veroorzaakt door het manoeuvreren met containers en verkeersbewegingen. Daarom is geen sprake van een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Awb.
5.2.5.
Dit betekent dat verweerder het handhavingsverzoek van 4 juli 2019 niet had mogen afwijzen onder verwijzing naar het besluit van 28 mei 2015. Verweerder had naar aanleiding van het handhavingsverzoek moeten onderzoeken of sprake is van een overtreding en had inhoudelijk op dat verzoek moeten reageren. Verweerder heeft in de periode voorafgaand aan het bestreden besluit geen onderzoek gedaan en heeft in het besluit van 12 november 2019, noch in het bestreden besluit een inhoudelijke reactie gegeven op het handhavingsverzoek.
5.2.6.
Hieruit volgt dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd, omdat het niet zorgvuldig is voorbereid en niet goed is gemotiveerd.
5.2.7.
Verweerder heeft in de loop van deze beroepsprocedure alsnog een geluidsonderzoek laten doen en hij heeft in het verweerschrift alsnog inhoudelijk gereageerd op het handhavingsverzoek. Hierna zal de rechtbank – in het kader van finale geschilbeslechting – beoordelen of dit onderzoek en deze nadere motivering aanleiding geven om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Daarbij zal de rechtbank ook het geluidsonderzoek betrekken dat eisers hebben laten uitvoeren.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBOVE:2023:2854