Rb. Rotterdam 10 mei 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:3933 – Menselijke fout bij tijdig indienen rapport: geen rechtvaardigingsgrond of matigingsgrond. BO mag verder fouten maken, staat boeteoplegging in algemene zin niet in de weg. “Geen enkel bestuursorgaan zou anders een boete kunnen opleggen.” Harderwijk niet relevant bij bestuurlijke boete.

6.5

Dat er volgens eiseres geen sprake was van een te laat opgestelde of onjuiste rapportage, maar van een menselijke fout door haar medewerker die per abuis of uit onwetendheid niet op de knop ‘Aanleveren’ heeft gedrukt, is geen reden om van boeteoplegging af te zien. Eiseres heeft niet ontkend dat zij wist hoe zij haar rapportages via DLR bij DNB moest indienen. Het is dan aan eiseres om haar medewerkers hierover op te leiden en daarin te begeleiden en haar organisatie daarop in te richten. Dat eiseres (als gewaarschuwd(e) onderneming/persoon) dit niet (voldoende) heeft gedaan waardoor een van haar medewerkers kennelijk niet wist hoe hij/zij de rapportage moest indienen of waardoor onopgemerkt bleef dat deze medewerker vergeten was om op de knop ‘Aanleveren’ te klikken, komt voor haar rekening en risico.

Dit geldt temeer omdat eiseres een half jaar eerder ook een rapportage te laat had ingediend en daarop door DNB was gewezen.

Dat eiseres na deze herhaalde overtreding maatregelen heeft genomen om herhaling te voorkomen, maakt dat niet anders. Dit neemt niet weg dat eiseres een beboetbare overtreding van de Wft heeft begaan. De rechtbank verwijst hiervoor ook naar de uitspraak van haar voorzieningenrechter van 28 april 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:5158 en naar de eerdergenoemde uitspraak van het CBb van 25 januari 2017.

[…]

6.9

Voor zover eiseres terecht aanvoert dat DNB haar ten onrechte aanmaningen heeft verzonden om de bestreden boete te betalen, is dat van een andere orde dan de overtreding die eiseres heeft begaan en is dat daarom geen reden om van boeteoplegging af te zien.

Verder geldt dat de omstandigheid dat een bestuursorgaan mogelijk fouten kan maken, niet betekent dat het bestuursorgaan van boeteoplegging moet afzien. Geen enkel bestuursorgaan zou anders een boete kunnen opleggen.

[…]

Boetehoogte

9.1

De rechtbank toetst zonder terughoudendheid of de boete in redelijke verhouding staat tot de aard en de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten en dus of de boete een evenredige sanctie vormt. Daarbij houdt zij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd en de draagkracht van de overtreder. De rechtbank gebruikt daarbij het criterium ‘passend en geboden’. Een afzonderlijke evenredigheidstoets op gronde van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb voegt daar niets aan toe. Aan de verwijzing van eiseres naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, over het evenredigheidsbeginsel gaat de rechtbank dan ook voorbij. De rechtbank verwijst hiervoor naar haar uitspraak van 21 juli 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:4948 en de uitspraak van het CBb van 2 november 2021, ECLI:NL:CBB:2021:967.