Rb. Rotterdam 23 februari 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:1286 – boete gebasererd op camerabeelden gaat onderuit omdat overtreder camerabeelden heeft gewist en verder onvoldoende bewijs is.

5. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is omdat het bewijs dat eiseres de overtreding heeft begaan, niet toereikend is. Verboden is het “voorttrekken” van dieren bij hun horens. Het enkele vastpakken van de horens is niet verboden. In het rapport van bevindingen en in de veterinaire verklaring is slechts vermeld dat één van de drie dwerggeiten door de chauffeur aan de hoorns door en van de vrachtwagen werd getrokken. De omstandigheden waaruit blijkt dat van “voorttrekken” in de zin van de verbodsbepaling sprake is, zijn niet concreet omschreven. Zo blijkt bijvoorbeeld niet uit het rapport of de verklaring dat de bok zich verzette of zich schrap zette. Hier staat tegenover dat eiseres een op zichzelf aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het vastpakken van de geitenbok bij de hoorn. Hoewel in beginsel van de bevindingen van een toezichthouder moet worden uitgegaan, kan de rechtbank dat in dit geval niet doen omdat die bevindingen onvoldoende concreet zijn omschreven. De situatie zou anders zijn geweest indien verweerder de camerabeelden, die ook de aanleiding vormden voor het opmaken van een rapport van bevindingen, aan het bewijsmateriaal zou hebben toegevoegd. Dat heeft verweerder echter niet gedaan. Dat het de verantwoordelijkheid van eiseres was om de camerabeelden veilig te stellen, volgt de rechtbank in dit geval niet. De bewijslast rust namelijk op verweerder. Daar komt bij dat verweerder het rapport van bevindingen (in strijd met artikel 5:51, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht) pas op 30 november 2021 aan eiseres heeft toegestuurd en dat, zoals eiseres onbetwist heeft gesteld, de camerabeelden op dat moment al waren gewist.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBROT:2024:1286