Rb. Zeeland-West-Brabant 19 januari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:313 – Bij bezwaar in stand laten van afwijzing HH-verzoek omdat hangende bezwaar overtreding is vergund, is niet onbehoorlijk.
Handhaving
5.1.
De bevoegdheid van een bestuursorgaan, zoals het college, om handhavend op te treden ontstaat pas als er sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift.
5.2.
Het college heeft zich in het bestreden besluit van 30 maart 2023 op het standpunt gesteld dat hij niet bevoegd is handhavend op te treden, omdat er geen sprake is van overtreding van enig wettelijk voorschrift. Voor het plaatsen van de buitenunit op het platte dak is inmiddels een omgevingsvergunning verleend. Er is daarom geen sprake meer van overtreding van de Wabo. Verder is er geen overschrijding van de geluidsnormen zoals opgenomen in het Bouwbesluit 2012 geconstateerd.
5.3.
Eiser is het niet eens met het besluit om een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van de buitenunit op het platte dak. Het getuigt volgens eiser van onbehoorlijk handelen dat het college op grond van deze omgevingsvergunning afziet van handhavend optreden. Het college had op grond van de van rechtswege verleende vergunning handhavend moeten optreden en had op basis van die vergunning moeten afdwingen dat de buitenunit naar de voorzijde van de woning zou worden verplaatst.
5.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.5.
De rechtbank beoordeelt de beslissing op bezwaar van 30 maart 2023. Bij het nemen van een beslissing op bezwaar rust op het college op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht de plicht om zijn eerdere besluit op grondslag van het daartegen gemaakte bezwaar te heroverwegen. De hoofdregel in het bestuursrecht is dat de heroverweging in de bezwaarprocedure plaatsvindt met inachtneming van de feiten en omstandigheden die zich op dát moment voordoen en de op dát moment geldende rechts- en beleidsregels (toetsing ex nunc).
5.6.
Op het moment van het nemen van de beslissing op bezwaar van 30 maart 2023, beschikte vergunninghouder over een omgevingsvergunning voor het plaatsen van de buitenunit op het dak. Daarmee was de overtreding dat deze buitenunit zonder omgevingsvergunning was geplaatst gelegaliseerd. Op dat moment stond op grond van de verrichte toetsing aan de weigeringsgronden voor het verlenen van de vergunning ook voldoende vast dat aan de geluidsnormen uit het Bouwbesluit werd voldaan. Het college was als gevolg daarvan niet bevoegd handhavend op te treden tegen de buitenunit. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond om af te wijken van de hoofdregel dat de heroverweging plaatsvindt met inachtneming van de feiten en omstandigheden die zich op dát moment voordoen.1 Het feit dat het college bij het nemen van de beslissing op bezwaar rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat vergunninghouder inmiddels over een omgevingsvergunning beschikte, getuigt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet van onbehoorlijk handelen door het college. Anders dan eiser heeft bepleit, is er ook geen rechtsgrond voor het college om (al dan niet in het kader van handhaving) vergunninghouder te dwingen om gebruik te maken van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van de unit op een andere plaats.
5.7.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers verzoek om handhaving in stand blijft. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBZWB:2024:313