Rb. Zeeland-West-Brabant 6 juni 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:3926 – intrekking beveiligingstoestemming niet noodzakelijk nu eiser is vrijgesproken / de zaak is geseponeerd, dus niet evenredig.

Noodzakelijkheid

6.2.Eiser stelt dat de intrekking geen noodzakelijke maatregel is. Aan de hand van de ernst en omvang van het incident op 16 december 2022 volstaat volgens eiser een waarschuwing om een betrouwbare veiligheidszorg te beschermen. De enkele constatering dat de toestemming wordt ingetrokken omdat de betrouwbaarheid niet meer boven iedere twijfel is verheven, is daartoe volgens eiser onvoldoende.

6.3.In het verweerschrift en ter zitting heeft de korpschef onderbouwd waarom hij de maatregel passend en noodzakelijk acht. De korpschef is, gelet op de ernst en het onvoorspelbare karakter van eisers gedragingen, in samenhang met het gegeven dat sinds de gedragingen nog weinig tijd is verstreken, er niet van overtuigd dat een waarschuwing voldoende preventieve werking heeft. Personen moeten erop kunnen vertrouwen dat een beveiliger betrouwbaar is en onder druk bij hoogoplopende emoties in staat is zich te beheersen.

6.4.De rechtbank overweegt dat van belang is dat de maatregel is afgestemd op een individueel geval. De korpschef moet motiveren waarom de gekozen maatregel in het specifieke geval, een passende en noodzakelijke maatregel is. Bij de beoordeling van de noodzakelijkheid van de maatregel staat de vraag centraal of de maatregel noodzakelijk is om het doel te bereiken. Als het antwoord op die vraag is dat het gewenste doel van een betrouwbare veiligheidszorg ook kan worden bereikt met een minder ingrijpende maatregel dan intrekking van de toestemming, dan is dat laatste niet noodzakelijk. Als een keuze mogelijk is tussen meer geschikte maatregelen, dan moet op basis van deze toets die maatregel worden gekozen die de belanghebbenden het minst belast.1

6.5.

De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende gemotiveerd is waarom de intrekking in dit geval noodzakelijk was. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser voor vernieling is vrijgesproken en de zaak ten aanzien van de bedreiging is geseponeerd. De rechtbank is van oordeel dat er in dat geval een zwaardere motiveringsplicht geldt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de motivering van de korpschef enkel ziet op het voorval van 16 december 2022. Hoewel eiser heeft erkend dat hij op 16 december 2022 uit frustratie heeft gehandeld, staat – gelet op de vrijspraak en het sepot – strafrechtelijk vast dat eiser voor deze feiten niet schuldig is bevonden. De korpschef behoorde volgens de rechtbank daarom ook andere feiten en omstandigheden in zijn onderbouwing te betrekken waaruit blijkt dat eiser de gegeven rechtsregels naast zich neer heeft gelegd en waaruit blijkt dat de overtreding kan worden beschouwd als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde.

Voor het waarborgen van een betrouwbare veiligheidszorg zijn ook minder vergaande maatregelen denkbaar, zoals een waarschuwing. Ter zitting heeft de korpschef aangegeven dat een waarschuwing recentelijk in sommige situaties is toegepast. Volgens de korpschef volstaat een waarschuwing in het geval dat een beveiliger is aangehouden voor het onder invloed van alcohol deelnemen aan het verkeer in de lichtste treden. Voorwaarde is dan wel dat geen ongeval of schade heeft voorgedaan en er geen andere aanleiding is om te twijfelen aan zijn betrouwbaarheid. Hieruit leidt de rechtbank af dat een minder ingrijpende maatregel in de vorm van een waarschuwing (ook hier) een passende(r) maatregel is om de veiligheidszorg te waarborgen. Hierbij betrekt de rechtbank dat eiser een blanco strafrechtelijk verleden heeft en niet is veroordeeld voor vernieling of bedreiging op 16 december 2022.

Op basis van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het gedrag van eiser op 16 december 2022 nog steeds aan hem te verwijten valt en de betrouwbaarheid als beveiliger in twijfel kan worden getrokken, maar dat intrekking van de toestemming om beveiligingswerkzaamheden te verrichten een te zware maatregel is. De korpschef had in deze situatie moeten volstaan met een minder vergaande maatregel om de veiligheidszorg te beschermen, namelijk met een waarschuwing.

7. Nu eisers beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt, ziet de rechtbank geen aanleiding om de overige beroepsgronden nog te bespreken.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBZWB:2024:3926