ABRvS 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1931 – niet vooraf horen invordering wordt hersteld door horen in bezwaar

Print deze pagina

4.1.    Onder verwijzing naar de uitspraak van 12 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2956, overweegt de Afdeling dat een bestuursorgaan een belanghebbende op grond van artikel 4:8, eerste lid, van de Awb voorafgaand aan een invorderingsbesluit in de gelegenheid moet stellen om een zienswijze naar voren te brengen. Die zienswijze is niet van belang voor het antwoord op de vraag of het college bevoegd is om tot invordering over te gaan, maar kan door de belanghebbende worden gebruikt om bijzondere omstandigheden naar voren te brengen waarvan het bestuursorgaan niet al op de hoogte is of had moeten zijn.

Vast staat dat het college [appellant] niet in de gelegenheid heeft gesteld om voorafgaand aan het invorderingsbesluit een zienswijze naar voren te brengen, zodat dit besluit in zoverre gebrekkig tot stand is gekomen. Dat verzuim kan worden hersteld. Het college heeft [appellant] naar aanleiding van zijn bezwaar in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord, maar hij heeft daarvan afgezien en verzocht om schriftelijk te mogen reageren op het rapport van de controle op 27 februari 2019, wat hij ook heeft gedaan. De Afdeling is daarom van oordeel dat [appellant] voldoende gelegenheid heeft gehad om eventuele bijzondere omstandigheden aan te dragen waarmee het college rekening had moeten houden. De rechtbank heeft dan ook terecht geconcludeerd dat aannemelijk is dat [appellant] door het gebrek in het besluit van 28 maart 2019 niet is benadeeld en heeft dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb mogen passeren.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@122115/202000076-1-r4/

Print deze pagina