ABRvS 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1659, welstandsexces, groene huis Den Helder, lastgeving waarin mogelijkheid wordt geboden om nieuwe kleur vooraf aan Beeldkwaliteitcommissie voor te leggen is niet in strijd met rechtszekerheid.

Print deze pagina

3.5.    De Afdeling benadrukt dat, zoals ook de rechtbank heeft opgemerkt, het in dit geval niet gaat om de vraag of de kleur van de voor- en achtergevel van de woning van [appellante] mooi of vrolijk is. Dit is immers subjectief. De Afdeling beoordeelt slechts of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de kleur van de voor- en achtergevel in ernstige mate niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Daarbij is van belang of het college zich in dit geval op de adviezen van de CRK mocht baseren en of de welstandsnota juist is toegepast.

3.6.    De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college de last onder bestuursdwang mocht opleggen, omdat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de kleur van de voor- en achtergevel een welstandsexces is. Uit de welstandsnota volgt dat gekleurde gevels weliswaar karakteriserend zijn voor de wijk Boatex, maar dat dit alleen geldt voor licht gekleurde gevels en niet voor felle of sterk contrasterende op de gevels aangebrachte kleuren. Het college heeft, onder verwijzing naar de adviezen van de CRK, voldoende gemotiveerd dat de door [appellante] op de voor- en achtergevel van haar woning aangebrachte geelgroene kleur een felle of sterk contrasterende kleur is die door de intensiteit daarvan afbreuk doet aan de harmonie in de wijk.

Niet is gebleken dat in de welstandsadviezen van de CRK een onjuiste toepassing is gegeven aan de in de welstandsnota neergelegde criteria.

De omstandigheid dat er in de omgeving van het perceel gevels zijn die geen lichte kleur hebben, maakt niet dat de gevels van de woning van [appellante] in de omgeving passen, of dat het college niet handhavend mocht optreden tegen [appellante]. Het college heeft zich daarbij mogen baseren op de adviezen van de CRK, waarin staat dat een aantal gevels in de wijk weliswaar afwijkende kleuren hebben en niet passend zijn, maar geen exces vormen. Het college heeft zich daarbij op het standpunt kunnen stellen dat de kleuren van de vergeleken woningen niet dezelfde intensiteit hebben als de woning van [appellante]. In het door [appellante] overgelegde tegenadvies ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de adviezen van de CRK op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, dat de daarin gegeven redenering niet begrijpelijk is of de daarin getrokken conclusies daarop niet zouden aansluiten. Dit betekent dat het college op de adviezen van de CRK mocht afgaan.

Omdat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gevels in de omgeving weliswaar niet passend zijn, maar geen welstandsexces vormen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college in strijd met het verbod op willekeur of het gelijkheidsbeginsel handelt door [appellante] een last onder bestuursdwang op te leggen.

Het betoog slaagt niet.

4.    [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de last onder bestuursdwang onduidelijk is geformuleerd, omdat uit de last niet volgt wanneer wordt voldaan aan de door de CRK gestelde eisen. Onduidelijk is wanneer sprake is van een dusdanig verminderde felheid van kleur dat aan de wensen van de CRK tegemoet wordt gekomen. Dat zij de gewenste kleur ter beoordeling aan de CRK kan voorleggen, maakt dit volgens haar niet anders. Het resultaat van de opnieuw te verrichten beschildering van de gevel kan pas worden getoetst als deze is voltooid, omdat pas dan beoordeeld kan worden of de kleur past in de omgeving ten opzichte van de overige gevels. Hierdoor handelt het college in strijd met het verbod op willekeur en het rechtszekerheidsbeginsel.

4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 20 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1316, vereist het rechtszekerheidsbeginsel dat een last zodanig duidelijk en concreet geformuleerd wordt dat degene tot wie de last is gericht niet in het duister hoeft te tasten over hetgeen gedaan of nagelaten moet worden om de overtreding te beëindigen.

4.2.    In het besluit van 5 juli 2018 heeft het college [appellante] verzocht eerst goedkeuring te verkrijgen van de CRK voordat zij overgaat tot schilderen. De bezwaarschriftencommissie heeft het college geadviseerd in de last limitatief te verwijzen naar een aantal kleuren die bij de wijk Boatex passen met bijbehorende RAL-codering of een gelijksoortige aanduiding. Met het besluit op bezwaar van 24 januari 2019 heeft het college de last niet geconcretiseerd, maar, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, hoefde het college dat ook niet te doen. Uit de last volgt duidelijk dat [appellante] om duidelijkheid te verkrijgen de door haar gewenste kleur aan de CRK kan voorleggen. Door geen limitatieve opsomming van acceptabele kleuren in de last op te nemen behoudt [appellante] enige mate van keuzevrijheid en kan zij na goedkeuring van de CRK erop vertrouwen dat zij aan de last heeft voldaan. In hetgeen door [appellante] is aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college hiermee handelt in strijd met het verbod op willekeur of het rechtszekerheidsbeginsel. De omstandigheid dat het college in de last heeft opgenomen dat zij de door haar gewenste kleur teneinde zekerheid te verkrijgen aan de CRK kan voorleggen, draagt juist bij aan rechtszekerheid voor [appellante]. Evenmin ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat slechts na uitvoering van de schilderwerkzaamheden kan worden beoordeeld of een kleur passend is in de omgeving. Voor een welstandstoets is immers niet vereist dat de feitelijke werkzaamheden eerst zijn voltooid. Overigens merkt de Afdeling op dat, anders dan [appellante] lijkt te veronderstellen, het college niet eist dat de gevels van haar woning pastelkleuren hebben. Pastelkleuren zijn niet als criterium genoemd in de welstandsnota en niet genoemd in de aan haar opgelegde last onder bestuursdwang.

Het betoog slaagt niet.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@121712/201907652-1-r1/

Print deze pagina