ABRvS 2 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2868 – bijzondere omstandigheid bij handhaving: medische omstandigheden nopen tot afzien handhaving

Print deze pagina

Bijzondere omstandigheden

2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan het college van handhavend optreden had moeten afzien. [appellant] stelt daartoe dat er een medische noodzaak bestaat voor het behoud van het pad. Zijn dochter heeft door een ongeval ernstige lichamelijke klachten. Zij is aangewezen op de zorg van anderen en kan zich met een rollator beperkt voortbewegen. Juist vanwege de lichamelijke klachten is het van belang dat zijn dochter blijft bewegen met behulp van de rollator. Het pad biedt hierin uitkomst. Het perceel waarop de woning staat, biedt daarvoor onvoldoende ruimte, aldus [appellant].

[appellant] voert verder aan dat handhaving onevenredig is, omdat het perceel al jaren niet voor agrarische doeleinden, maar als tuin bij een burgerwoning wordt gebruikt. Hij vindt het onbegrijpelijk dat het gebruik door zijn dochter van het pad, dat nauwelijks opvalt, niet is toegestaan, maar het hobbymatige gebruik als moestuin van het agrarische perceel van zijn buren wel. Hij stelt voorts dat het handhavingsverzoek van de buren niet was gericht tot gebruik van het pad door de dochter, maar tegen de oprichting van een mini-camping.

2.1.    Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

Ook geldt, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, dat medische omstandigheden niet anders dan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kunnen leiden tot het oordeel dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid handhavend kan optreden (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 29 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3883).

2.2.    In beroep bij de rechtbank had [appellant] brieven overgelegd van de behandelend fysiotherapeuten en psycholoog van zijn dochter. Volgens de rechtbank  onderstrepen die dat het behoud van het pad in het kader van de therapeutische zorg van groot belang is, maar volgt daaruit niet dat het behoud van het aangelegde pad en de lichtpunten met elektriciteit daarvoor noodzakelijk zijn.

In hoger beroep heeft [appellant] een brief van 1 april 2020 van W. Simon van Meras Fysiotherapie overgelegd, een “Rapportage Ergotherapie” van 31 maart 2020 van M. Gargiulo-Huijbregts, een brief van 7 april 2020 van D. Meijer, Gz-neuropsycholoog, en een brief van 8 april 2020 van J.P.G.M. Coenen, Geriatrie fysiotherapeut en Neurorevalidatie NAH. Uit deze stukken blijkt dat de dochter van [appellant] als gevolg van het ongeval ernstige medische en psychische klachten heeft die behandeld moeten worden. Doordat zij ten gevolge van ernstig hersenletsel een gebrekkige balans heeft bij het staan en lopen en haar concentratievermogen beperkt is, kan de therapie die zij nodig heeft alleen worden uitgevoerd in een daartoe geschikte omgeving. Noodzakelijk is dat gebruik kan worden gemaakt van een voldoende breed en lang en vlak verhard voetpad met antislip ondergrond en dat dit voetpad is gelegen in een rustige en veilige omgeving. Dit betekent in een omgeving zonder verkeer, met weinig afleidingen en in de nabijheid van familie, aldus de overgelegde stukken.

Gelet op deze in hoger beroep overgelegde nadere stukken heeft [appellant] naar het oordeel van de Afdeling aannemelijk gemaakt dat sprake is van een medische noodzaak bij behoud van het pad. De dochter van [appellant] heeft zowel vanwege haar ernstige medische als psychische klachten therapie nodig en het door [appellant] aangelegde pad voldoet gelet op de lengte en breedte van het pad, de rustige afgelegen ligging en de nabijheid van het pad bij de familiewoning aan de door de therapeuten vastgestelde voorwaarden voor die therapie. De verharding elders op het perceel daarentegen is beperkt van omvang en is gelegen nabij een doorgaande weg, waardoor die niet geschikt is. Gelet hierop en op de omstandigheid dat de aanwezigheid van het pad en het gebruik daarvan door de dochter weinig tot zelfs geen invloed heeft op de omgeving en het handhavingsverzoek van de buren ook niet gericht was tegen dit gebruik van het pad, maar tegen het gebruik ten behoeve van een camping, is de Afdeling van oordeel dat het college zich onder al deze omstandigheden niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan van handhavend optreden had moeten worden afgezien.

Het betoog slaagt.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@123428/201901607-1-r4/

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *