ABRvS 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:446 – melding via gemeentelijke website in dit geval een handhavingsverzoek omdat in het formulier gesproken wordt van “overtreder” en “overtreding”.

Print deze pagina

2.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat zijn melding niet kan worden aangemerkt als aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb.

In dit verband voert [appellant] aan dat hij door de gemeente, naar aanleiding van een door hem aan een medewerker van de gemeente Rotterdam gestuurd e-mailbericht met daarin de vraag of hij iets tegen de overlast gevende mogelijk illegaal geplaatste afzuiginstallatie kan doen, telefonisch is verwezen naar het meldingsformulier op de website van de gemeente Rotterdam. Op de website staat: “De gemeente onderzoekt uw melding en zal indien mogelijk de illegale situatie beëindigen.” Op het meldingsformulier staan verder termen als “overtreder” en “overtreding“. [appellant] stelt hieruit te hebben afgeleid met zijn melding een handhavingsverzoek te hebben gedaan. Daarbij wijst [appellant] nog erop dat naar aanleiding van zijn melding medewerkers van de milieudienst Rijnmond op het dak waar de installaties staan, zijn geweest en ter plaatse geluidmetingen hebben verricht.

[appellant] wijst er verder op dat uit jurisprudentie, zie de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 november 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BK4283, volgt dat zelfs een mondelinge klacht een verzoek om handhaving kan betreffen. In dit geval gaat het om een door hem gedane schriftelijke melding, waarbij uit het telefonisch contact kan worden afgeleid dat sprake is van een aanvraag. Aan de vereisten uit de Awb wordt volgens [appellant] voldaan. Tot slot merkt [appellant] op dat hij meerdere malen contact heeft geprobeerd te leggen met verschillende afdelingen van de gemeente Rotterdam, maar hij heeft geen concreet antwoord gekregen op zijn vragen en verzoeken. Uiteindelijk voelde [appellant] zich dan ook genoodzaakt het college een ingebrekestelling te sturen om alsnog op zijn verzoek een besluit te nemen.

2.1.    De rechtbank heeft geconcludeerd dat geen sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat uit het meldingsformulier en de door [appellant] daarbij gevoegde stukken niet kan worden afgeleid dat hij het college heeft verzocht een schriftelijke beslissing, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling te nemen. Volgens de rechtbank heeft [appellant] alleen gemeld dat er een afzuiginstallatie is geplaatst op het platte dak achter zijn pand, zonder het college daarbij te verzoeken gebruik te maken van een in het publiekrecht geregelde bevoegdheid. Dat in de door [appellant] aangehaalde uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2009:BK4283), een mondelinge klacht wel is aangemerkt als een handhavingsverzoek, doet hier volgens de rechtbank niet aan af. Het oordeel van de voorzieningenrechter betreft immers een voorlopig oordeel en gaat over een andere situatie dan hier aan de orde is, aldus de rechtbank.

2.2.    Artikel 1:3, eerste lid en derde lid, van de Awb luidt:

“1 Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

3 Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, om een besluit te nemen.”

Artikel 4:1 van de Awb luidt:

“Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.”

2.3.    Het geschil spitst zich toe op de vraag of het door [appellant] ingevulde meldingsformulier kan worden aangemerkt als een aanvraag om een besluit te nemen als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Anders dan de rechtbank, is de Afdeling van oordeel dat het door [appellant] ingevulde meldingsformulier wel moet worden aangemerkt als een handhavingsverzoek en daarmee als een aanvraag om een besluit te nemen. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat [appellant] naar aanleiding van de door hem gemelde overlast vanwege een mogelijk illegale situatie door een ambtenaar van de gemeente is verwezen naar het meldingsformulier op de website en dat de bewoordingen op de website en het meldingsformulier niet alleen niet expliciet uitsluiten dat het meldingsformulier niet ook bedoeld is voor het indienen van handhavingsverzoeken, maar dat op de webpagina “Illegale bouw melden”, waar het meldingsformulier te vinden is, ook staat dat de gemeente de melding onderzoekt en als het kan de illegale situatie zal stoppen. Naast op handhaving duidende termen als “overtreding” en “overtreder” waarop [appellant] heeft gewezen, staat verder onder het kopje “Voor wie” dat het meldingsformulier bedoeld is voor belanghebbenden. Eenieder kan echter een melding indienen bij de gemeente, maar slechts een belanghebbende kan een aanvraag indienen als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Overigens staat er ook niet op de website of het meldingsformulier op welke wijze een handhavingsverzoek dan wel zou kunnen worden ingediend.

De Afdeling is gelet op het vorenstaande van oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de melding die [appellant] op 3 juli 2018 heeft gedaan niet (ook) had moeten worden opgevat als een verzoek om handhaving. De Afdeling is dan ook van oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de door [appellant] gedane melding niet kan worden aangemerkt als handhavingsverzoek en daarmee geen aanvraag is als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb.

3.       Aangezien het handhavingsverzoek van [appellant] van 3 juli 2018 moet worden aangemerkt als aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, was het college op grond van artikel 4:13, eerste lid, van de Awb gehouden binnen een redelijke termijn na ontvangst van het handhavingsverzoek een besluit te nemen. Het college heeft geen mededeling gedaan als bedoeld in artikel 4:14, derde lid, van de Awb, waardoor de redelijke termijn in ieder geval is verstreken indien het college meer dan acht weken na ontvangst van het handhavingsverzoek geen besluit heeft genomen. Deze termijn eindigde op 28 augustus 2018. Het college heeft tot op heden geen besluit op het handhavingsverzoek genomen.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@124543/201906738-1-r3/

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *