ABRvS 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1389 – bestuursdwang bij bijtincident – in beslagneming bij overtreding muilkorfgebod hond mag, ontneming niet.

Print deze pagina

5.4.    In hoger beroep heeft de burgemeester nog verzocht zijn oorspronkelijk besluit van 23 april 2020 in stand te laten, voor zover het de herplaatsing van Cyra betreft, nu dat was gebaseerd op de APV en hoofdstuk 5 van de Awb.

Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder last onder bestuursdwang verstaan: “de herstelsanctie, inhoudende: a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.” De tenuitvoerlegging van overheidswege van de last onder bestuursdwang betreft dus per definitie feitelijk handelen. Daartegen staan geen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen open.

Bestuursdwang kan – zoals hiervoor onder 4.1. is overwogen – in geval van overtreding van een opgelegd aanlijn- en/of muilkorfgebod, op grond van artikel 5:29 van de Awb, bestaan uit het in beslag nemen van een hond. De inbeslagname van de hond is dan gericht op het voorkomen van een herhaling van de overtreding van het aanlijn- en muilkorfgebod en het daarmee door de overtreder veroorzaakte gevaar voor de veiligheid van de omgeving (vergelijk de uitspraken van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1266 en 2 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2380). Zo’n inbeslagname van een hond impliceert weliswaar dat daarvan onvrijwillig afstand moet worden gedaan, maar dit betekent niet zonder meer dat de hond niet meer aan de rechthebbende dient te worden teruggegeven overeenkomstig artikel 5:29, derde lid, van de Awb. Inbeslagneming strekt ook niet (zonder meer) tot definitieve ontneming van de eigendom tegen de wil van de rechthebbende. Een hond kan – anders dan de burgemeester veronderstelt – op grond van de artikelen 5:29 en 5:30 van de Awb slechts tijdelijk, tegen diens wil, aan de beschikkingsmacht van de rechthebbende worden onttrokken (vergelijk de uitspraak van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:514).

Ter verduidelijking van de uitspraken van de Afdeling van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:514, en 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1266, overweegt de Afdeling dat een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang in zijn geheel appellabel is. Dat betekent dat in dit geval niet alleen de inbeslagname maar ook de besluitonderdelen waarin de burgemeester heeft besloten wat er na inbeslagname met de hond moet gebeuren bij de bestuursrechter kunnen worden aangevochten. Dit geval onderscheidt zich van gevallen waarin een bestuursorgaan na inbeslagname separaat beslist over wat er met een hond gaat gebeuren. In dergelijke gevallen gaat het niet om een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, maar om feitelijk of privaatrechtelijk handelen. Indien een burgemeester na inbeslagname bijvoorbeeld beslist dat deze hond niet kan worden teruggegeven aan de eigenaar daarvan, maar dat hij haar wil overdragen aan een andere eigenaar of anderszins met haar wil handelen, kunnen belanghebbenden dit niet aan de bestuursrechter voorleggen. Zij kunnen wel een voorziening vragen aan de burgerlijke rechter.

In de voorliggende zaak heeft de burgemeester in zijn besluit van 23 april 2020 beslist om Cyra na een jaar onder voorwaarden te herplaatsen. Daarmee maakt de herplaatsing in dit geval onderdeel uit van het besluit tot het opleggen van de last onder bestuursdwang. Nu de inbeslagname van de hond niet deugdelijk is gemotiveerd, zoals hiervoor onder 5.1 is overwogen, is de Afdeling van oordeel dat de burgemeester de beoogde herplaatsing evenmin deugdelijk heeft gemotiveerd.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@125852/202003458-1-a3/
Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *