Rb. Noord-Nederland 28 mei 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:2043 – geen vovo mogelijk bij ontwerpbesluit afwijzing handhaving

Print deze pagina

6. De voorzieningenrechter constateert met verzoekers dat de brief van 13 mei 2020 niet als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt, aangezien het daarin vervatte voornemen niet gericht is op rechtsgevolg. In de brief wordt slechts aangegeven dat verweerder voornemens is een besluit te nemen en wordt de gelegenheid gegeven om zienswijze in te dienen tegen dit voornemen.

Omdat de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in artikel 8:81, eerste lid, Awb uitdrukkelijk is gekoppeld aan een bezwaar of beroep tegen een besluit is de voorzieningenrechter niet bevoegd om het verzoek van verzoekers te beoordelen.

7. De voorzieningenrechter gaat niet mee in de stelling van verzoekers dat er wel sprake is van connexiteit als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, Awb omdat er volgens verzoekers wel een bezwaarschrift is ingediend. De vraag of er connexiteit is, of er bezwaar of beroep is ingesteld, komt pas aan de orde als er sprake is van een besluit.

8. Dat er in situaties als de onderhavige waarin, zoals door verzoekers wordt gesteld, een derde gebruik maakt van een omgevingsvergunning, terwijl de benodigde vergunning op basis van de Wnb nog niet is verleend en er nog niet is beslist op een verzoek tot handhaving, geen mogelijkheid is om een voorlopige voorziening te vragen is door de wetgever onderkend en mede daarom heeft de wetgever met artikel 6:12 van de Awb de mogelijkheid gecreëerd om een beroep tegen het uitblijven van een besluit in te dienen. Wanneer daarvan gebruik wordt gemaakt heeft de bestuursrechter verschillende mogelijkheden om het bestuursorgaan te dwingen tijdig een besluit te nemen en is ook het vragen van een voorlopige voorziening niet uitgesloten. Dat deze rechtsingang omslachtiger en tijdrovender is, maakt niet dat de voorzieningenrechter in deze toch bevoegd zou zijn om een voorlopige voorziening te treffen.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNNE:2020:2043

Print deze pagina