Artikel 4:119 Awb

Print deze pagina
  • laatst geupdate 17-12-2017

1. Bij het dwangbevel kunnen tevens de aanmaningsvergoeding, de wettelijke rente en de kosten van het dwangbevel worden ingevorderd.

2. Het dwangbevel kan betrekking hebben op verschillende verplichtingen tot betaling van een geldsom door de schuldenaar aan het bestuursorgaan.

1. Inleiding

Art. 4:119 Awb (artikel 4.4.4.2.6 oud) ziet op de mogelijkheid om via het dwangbevel ook de kosten en de verschuldigde wettelijke rente in te vorderen, alsmede om meerdere vorderingen te bundelen in één dwangbevel.

2. Kosten en wettelijke rente

Artikel 4:119, lid 1, Awb bepaalt, in samenhang met artikel 4:113 Awb, welke posten bij dwangbevel kunnen worden ingevorderd. Dit zijn: de hoofdsom, een aanmaningsvergoeding, de wettelijke rente en de kosten van het dwangbevel. Dit geldt uiteraard slechts indien verschuldigd en opeisbaar en voorzover nog niet voldaan.

Voor de executiekosten (kosten van het executoriaal beslag, aanplakking, advertentie, veiling, etc.) volgt reeds uit de artikelen 277253 en 270 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat zij ten laste komen van de geëxecuteerde. De kosten van executie worden namelijk uit de geëxecuteerde goederen voldaan. Dit komt eveneens tot uiting in de artikelen 474477, tweede lid, 480 en 524 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. 

Het is mogelijk dat in bijzondere wetgeving is voorzien in de mogelijkheid aanvullende posten bij dwangbevel in te vorderen. Artikel 4:119 Awb staat daar niet aan in de weg. Zo kan wat betreft het fiscale recht gewezen worden op de artikelen 6 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen (de aan derden toekomende bedragen) en 28 van de Invorderingswet 1990 (de invorderingsrente).

3. Meerdere schulden met één dwangbevel invorderen

Lid 2 voorziet in de mogelijkheid dat verschillende vorderingen tussen dezelfde partijen die bij dwangbevel kunnen worden ingevorderd, in één dwangbevel kunnen worden gebundeld. Dit is in verband met de kosten in het belang van beide partijen. Onder omstandigheden kunnen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zelfs hiertoe verplichten (HR 29 mei 1996, BNB 1996, 249). De bepaling is ontleend aan artikel 12 Invorderingswet 1990 (Kamerstukken II, 2003-2004, 29 702, nr. 3, p.65).

Over de auteur

Thomas Sanders is advocaat bij AKD. Hij is gepromoveerd aan de Universiteit Leiden op het gebied van het handhavingsrecht en het invorderingsrecht. Zijn praktijk richt zich op het bijstaan van overheden en bedrijven in (vaak omgevingsrechtelijke) handhavingsgeschillen en de handhaving van de openbare orde.

Vragen? Neem contact op via tsanders@akd.nl of LinkedIN.

Print deze pagina