Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 is in werking!
Vandaag (1 december 2020) treedt de Wet tijdelijke maatregelen COVID-19 in werking. De Wet tijdelijke maatregelen COVID-19 wijzigt de Wet Publieke gezondheid (‘Wpg’). Wat staat er allemaal in de Tijdelijke wet en wat betekent het allemaal voor de praktijk? In deze blog praat ik je in vijf minuten bij.
Waarom ook alweer?
Sinds de start van de Corona-crisis hebben de voorzitters van de Veiligheidsregio’s alle regels voor de bestrijding van COVID-19 via noodverordeningen in het leven geroepen. Noodverordeningen zijn, zoals de naam ervan ook zegt, een noodoplossing. Dat moet dus niet te lang duren. Daarnaast bestond er ook spanning tussen de noodverordeningen en de Grondwet op sommige punten. Zoals het verplichten van een mondkapje en, in eerdere versies, het reguleren ‘achter de voordeur’. Dat vonden Kamerleden onwenselijk. Via de Wet tijdelijke maatregelen COVID-19 wordt nu geregeld dat alle corona-maatregelen een basis in een wet in formele zin (dus een wet die door de Tweede Kamer en Eerste Kamer is geaccordeerd).
Hoe zit het nu in elkaar en hoe gaat het systeem eruitzien?
Tot 1 december golden de noodverordeningen. Die worden per die datum ingetrokken door de voorzitters. Er geldt geen overgangsrecht, dus alles wat gebaseerd was op een noodverordening verliest per 1 december rechtskracht. Daarvoor verbeurde dwangsommen moeten gewoon betaald worden. Hetzelfde geldt voor boetes.
In de plaats daarvan zal de Wet tijdelijke maatregelen COVID-19 gaan gelden. Met de Wet tijdelijke maatregelen COVID-19 wijzigt de Wpg. Er komt een nieuw hoofdstuk (VA) met daarin artikelen 58a tot en met 58u Wpg. De Wpg regelt zelf overigens weinig details. De kernregels (zoals welke afstand je moet houden, dat evenementen niet mogen en dat de horeca dicht moet blijven) worden in een Ministeriële regeling gepubliceerd. De belangrijkste van die regelingen is de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19.
De belangrijkste regels zijn dezelfde, maar ze staan vanaf 1 december ergens anders
De Tijdelijke wet kent dezelfde normen die we al kennen van de noodverordeningen. De veilige afstand (artikel 58h Wpg), het groepsvormingsverbod (artikel 58g Wpg), het evenementenverbod (artikel 58i Wpg) en de sluiting van publieke locaties (artikel 58h Wpg) komen allemaal terug. Alleen staan er in de Tijdelijke wet niet veel details. Die staan in de Tijdelijke regeling Zo staat er in artikel 3.1 Tijdelijke regeling: “In besloten binnenruimten is het niet toegestaan zich in groepsverband op te houden met meer dan dertig personen per zelfstandige ruimte.” De reden daarvoor is dat de regels dan snel kunnen worden gewijzigd door de Minister als dat nodig is.
Overige regels, zoals mondkapjes
De wet regelt verder nog een aantal bijzondere mogelijkheden, zoals het verplichten van mondkapjes, het reguleren van contactberoepen en de bezettingsgraad van hotels. Deze mogelijkheden staan in artikel 58j Wpg. Van de mogelijkheid om mondkapjes te verplichten is direct gebruik gemaakt door in artikel 2a.1 van de Regeling aanvullende mondkapjesverplichtingen covid-19 mondkapjes te verplichten voor
“personen van dertien jaar en ouder […] in: a.publieke binnenruimten; b.een station, halteplaats, of een andere bij het openbaar vervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften, met uitzondering van de daar gelegen besloten plaatsen; c.gebouwen op luchthavens, met uitzondering van de daar gelegen besloten plaatsen.”
Hoe mag de burgemeester handhaven?
Belangrijke verandering is dat de burgemeester bevoegd gezag wordt voor handhaving (artikel 58d Wpg). Hij mag daarbij gebruik maken van de last onder dwangsom of de last onder bestuursdwang. Dat mag niet bij alles. De last onder bestuursdwang én dwangsom mogen worden toegepast bij het overtreden van het verbod op het openhouden van publieke plaatsen, het verbod op evenementen en de overige regels. De veilige afstand en groepsvormingsverbod mogen alleen via een last onder dwangsom worden gehandhaafd. Het ligt voor de hand dat ook hier de beginselplicht tot handhaving zal gelden.
… en de stafrechter heeft ook nog een rol
Verder is de Tijdelijke wet strafrechtelijk handhaafbaar. De boete voor het overtreden van de 1,5m norm is teruggebracht naar € 95,- en de maximale boete voor overtreding van de andere coronaregels is teruggebracht naar een geldboete van de eerste categorie (€ 435,-) of een hechtenis van 7 dagen (zie artikel 68bis Wpg).
De burgemeester mag ontheffing verlenen
De burgemeester mag naast handhaven ook (desgevraagd) een ontheffing van de regels verlenen (artikel 58e Wpg). De burgmeester mag dat doen voor het groepsvormingsverbod (artikel 58g Wpg), het evenementenverbod (artikel 58i Wpg) en de sluiting van publieke locaties (artikel 58h Wpg).
De burgemeester mag dat alleen doen na advies van de GGD daarover te hebben gekregen (artikel 58e, lid 3, Wpg). Bovendien is de ontheffing aan strikte voorwaarden verbonden. De burgemeester verleent geen ontheffing “indien het belang van de bestrijding van de epidemie zich daartegen verzet” en moet in zijn afweging meewegen “de aard van de plaats, de aard van de activiteit en het aantal personen waarop de te verlenen ontheffing betrekking heeft” en “de gevolgen die verlening van de ontheffing zou hebben voor de naleving van [de veilige afstand]” (artikel 58, lid 4, Wpg).
Kortom: de burgemeester moet per locatie of evenement gaan beoordelen of het veilig kan plaatsvinden. Pas dan kan hij ontheffing verlenen daarvoor. Bovendien moet het besmettingsbeeld een ontheffing toestaan volgens de GGD. De komende tijd verwacht ik dus geen ontheffingen te zien, buiten zeer uitzonderlijke situaties.
En dat tijdelijke aan de Wet tijdelijke maatregelen COVID-19?
De Tijdelijke wet zal telkens voor drie maanden gelden (artikel VIII Tijdelijke Wet). Elke keer zal de Minister een Koninklijk Besluit moeten (laten) nemen waarbij de duur van de wet wordt verlengd. Dat wordt een week van tevoren aan de Tweede Kamer toegezonden. Daarna mag de Tweede Kamer een stemming te houden over of Tijdelijke wet moet worden verlengd (artikel 58c, lid 4, Wpg). Stemt de Tweede Kamer niet in, dan vervalt de Tijdelijke wet.
Over de auteur
Thomas Sanders is advocaat en partner bij AKD. Hij is gepromoveerd aan de Universiteit Leiden op het gebied van het handhavingsrecht en het invorderingsrecht. Zijn praktijk richt zich op het bijstaan van overheden en bedrijven in (vaak omgevingsrechtelijke) handhavingsgeschillen en de handhaving van de openbare orde. Via www.handhavingsrecht.nl kan je al zijn publicaties raadplegen en je inschrijven voor de nieuwsbrief.